Schone was
Vuile was is natuurlijk leuk. Wat mensen te verbergen hebben
zijn meestal juist de dingen die er toe doen. Maar schone was
kan ook onthullend zijn.
Neem nou deze gezellige king-size onderbroek, stralend witte washand en vaatdoek met gaatjes.
Dat roept bij mij het beeld op van een flinke vrouw die zich staat te wassen aan een wastafel. (De sappige details mag u zelf verzinnen.) Na afloop zet ze de boel in een sopje want het is een heldere mevrouw. Zo’n kordaat type, die zich niet eindeloos vermoeit met onbenullige details. Die met een klap de pan op tafel zet en brult dat het eten klaar staat. En die makkelijk nee zegt. Dat zie je zo.
Haar op mijn tanden
Het hoort niet bij mijn rol, dat ik nee zeg. Ik ben van het meegaande soort. Iemand die ja zegt als er nog even een klusje gedaan moet worden. Van wie je altijd een tientje kunt lenen. Die nog af staat te wassen als alle anderen al lang naar huis zijn.
Ik schrok er zelf van dat ik zomaar nee zei. Oh, oh dacht ik. Dat gaat me niet in dank afgenomen worden. Het klonk zo definitief. Onaardig ook. Ik wilde al bijna weer terugkrabbelen toen de verontschuldiging kwam. “Ja, sorry dat had ik ook niet moeten vragen.” Ineens zijn de rollen omgedraaid. Zo eenvoudig. Morgen zeg ik weer nee.
Juwelen van glas - Leopold en Rudolf Blaschka
Omstreeks 1880 waren de glasbewerkers vader en zoon Blaschka in Dresden ware meesters in de kunst. Zij waren beroemd om de prachtige glazen bloemen die zij maakten. Later maakten ze modellen van ongewervelde dieren zoals slakken, kwallen, zeeanemonen en microscopisch kleine diertjes.
Bij elkaar duizenden exemplaren van ongeveer 700 diersoorten. Ze werden gebruikt voor wetenschappelijke en educatieve doeleinden, omdat er van lagere diersoorten geen preparaten gemaakt kunnen worden.
Het Universiteitsmuseum van Utrecht is in het bezit van enkele exemplaren. Ik heb ze gezien. Ze waren klein, stoffig en een beetje lullig gepresenteerd. Ik geloof dat je van sommige dingen beter de foto’s kunt zien.
Terugwerkende kracht
Gek is dat. Bij het bekijken van dingen van vroeger krijg ik altijd een (misplaatst) gevoel van superieuriteit. Op de een of andere manier leken mensen vroeger naïever en ook aandoenlijker. Dat heeft deels te maken met de technologie die een generatie tot z’n beschikking heeft. Maar dat alleen is nog geen verklaring. Want datzelfde gevoel heb ik ook bij de kleding die ze dragen, de gekke hoedjes, de mode van de tijd.
Ik geloof trouwens dat het een vergissing is, en dat mensen niet naïever waren. Ze konden niet weten wat nog komen ging. Dat geeft ons natuurlijk wel een voorsprong. Maar alleen met terugwerkende kracht. Wat de toekomst betreft zijn we net zo onwetend als zij destijds.
Zorgen
Als kind was ik al belachelijk serieus. Zo had ik bijvoorbeeld regelmatig medelijden met Donald Duck. Alstie het weer eens helemaal verbruid had bij zijn dorpsgenoten. Dan zat je de hele week in de zorgen, hoe dat nou toch goed moest komen….
Kijk in iemands boekenkast en je kent hem, zegt men. Wat dat voor ons betekent weet ik niet. Oordeelt u zelf!
Hier stond een stukje over mijn verzameling oud roest. Die heb ik ja. Maar het was een flauw stukje. En dat vond ik zonde. Mijn roestverzameling verdient wel iets beters. Iets dat mijn liefde voor ouwe versleten rommel beter tot zijn recht doet komen.
Het vervelende is dat ik, zodra ik iets wil schrijven dat enig belang voor me heeft, een rare onnatuurlijke stem krijg. Als een te gezellige TVomroepster die te onbeduidende programma’s aan zit te kondigen. Ik oefen er hard op. Maar soms moet ik denken aan Diana Woei.
Ik heb dus een verzameling roest. Opgeraapte dingen van straat. Bouten, moeren, dat soort dingen. Troep. Soms denk ik dat ik gek ben. Maar meestal kan het me niet schelen. Ik vind het mooi. Wel eens een goed verroeste bout bekeken?
Op een dag vielen ze me ineens op. En het feit dat die dingen op straat zwerven maakte ze nog aantrekkelijker. Een hele tijd heb ik ze opgeraapt en mee naar huis genomen. Daar komt natuurlijk wel eens een eind aan. Ik zou een vies oud vrouwtje worden als ik niet een beetje de hand hield in mijn rare verzamelwoedes.
Thuis had ik een tijdje een werkkamer, die slibte langzaam dicht met troep. Ik ga maar niet opnoemen wat allemaal. Er moest een eind aan komen en ik heb opgeruimd. Maar van mijn verzameling roest kon ik geen afscheid nemen. Ik besloot dat ik hem mocht houden als ik er ‘iets mee deed’. Toen heb ik bedacht om ze op te nemen in een catalogus.
Die catalogus zou ik digitaliseren, dan kon de tastbare waar weg (theoretisch althans).
Het beginnetje dat ik gemaakt heb had ik in mijn enthousiasme al online gezet. Maar dat was voorbarig. Het is nog te weinig. Nog even geduld.
En nu ik toch een zandbak in de kamer heb. Even mijn nieuwe dingen uit proberen. Kijken hoe ze staan op zand. Het is nog maar een probeeropstelling. Misschien worden ze nog gekleurd. Of glimmend. Of gaan die rood met witte dingetjes er weer af. Vorm ik andere combinaties met andere objecten. Het is eigenlijk net als met de mierepaadjes vroeger. Alleen pak ik nu aan het eind van de dag zelf de bezem.
Het begint met een bescheiden hoopje op een dienblad. Maar al gauw stort ik de halve zak uit op tafel. Met twee handen graai ik erin. Ik laat het stijfgeknepen knerpen en zachtjes tussen mijn vingers door stromen. Met het gevoel komt er ook een herinnering naar boven. Hoe ik uit mijn stijfgeknepen hand mierepaadjes vormde. Met veel kronkels en bochtjes, zodat de mieren een spannende reis zouden hebben. Aan het eind van zo’n paadje legde ik een half opgezogen zuurtje. Om de mieren te lokken. Dat was een mooi gezicht. Het tuinpad vol met witte krullen en steeds aan elk uiteinde een gekleurd glimmend snoepje.
Mijn moeder vond het ook mooi. Zei ze. Maar aan het eind van de dag zwiepte ze met een paar streken van de tuinbezem mijn kunstwerk op een hoop.
Ik lig wakker. Ik denk aan het gevoel van zand. Als je het zo heel stijf in je hand knijpt maar het loopt er toch uit weg. Het trekt aan je hand, van onder naar boven. Een raar gevoel dat ik misschien knerpen zou noemen. Maar dat is het niet. Volgens mij is er geen woord voor dat gevoel. Waar ik plotseling enorme zin in krijg.
Op mijn boodschappenlijst vandaag: vogelzand.
Behalve de zuipschuiten kwamen vannacht nog een zoon die om 3 uur naar zijn werk wilde gaan (waarna ik natuurlijk uren lang klaarwakker was), en een zweterige nachtmerrie op mijn pad. Toen heb ik het maar opgegeven.
Ik ben eruit gegaan en heb een dingetje in elkaar geflanst voor de Anti-depressiva. Die kan ik wel gebruiken op het moment.
Vannacht waren mijn buren dronken. Ze waren jolig. De vorige buren kregen altijd knetterende ruzie als ze dronken thuiskwamen. Maar deze zijn vrolijk. Ze komen wat opwarmen in de keuken. Vlak naast mijn hoofd. Ze roepen heel hard lul en kut.
De vorige buren riepen ook altijd heel hard lul en kut. Maar deze doen het voor de lol. Ze gieren van de lach. Dan roepen ze nog gezellig wat alliteraties. Lamme lul, en kuttekop. Weer gieren ze van de lach. Eindelijk piept de magnetron haar 4 verlossende piepjes. Zielige zuipschuiten.
Ik ook. Maar ik zit in een enorme verlegenheidskramp. Bah. Ik voel me zoals die keer dat ik de deur dicht trok en plotseling besefte dat mijn sleutels in m’n andere jas zaten. En dat ik mijn hand door de brievenbus wurmde om te kijken of ik bij het touwtje kon komen om hem open te trekken. Maar daar kon ik natuurlijk niet bij. Nee. En ik kreeg ook met geen mogelijkheid mijn hand meer terug. Sta je daar. Met je hand klem in de brievenbus.
Hoe lang dat geduurd heeft weet ik niet. Maar op een gegeven moment wist ik me stukje bij beetje los te wriggelen. Ik ben al op de helft. Denk ik.
Er zijn van die dagen dat ik liever op de zeebodem zou wonen. Ver weg van alles, in het donkerste donker. Me laten meevoeren op warme luchtstromen. Of als een anemoon mijn haar in het water laten wiegen. Op zulke dagen bezoek ik zeewebsites. En troost me met de wonderlijke wezens die daar beneden in het donker leven.
Rijnhaven, 17:19 uur meer foto’s
Zij eet bij haar ontbijt meer dan ik, toch ben ik de grootste van ons twee. Dat was vroeger wel anders. Toen was ik een klein wit rattenkoppie en zij mijn grote zus. Voor wie het nog niet weet: mijn zus en ik hebben een update.
Een van mijn eerste helden was Remco Campert. Ik was 15 en had pas kennis genomen van moderne schrijvers. Ik hield van lezen en had interesse voor Literatuur.
Dat begon trouwens al heel jong. Toen ik 12 was las ik de boeken van mijn moeder. Dikke omnibussen. De man zonder uniform van Willi Corsari of Druiven der Gramschap van John Steinbeck, en ook Kort Amerikaans van Wolkers. (Toen mijn moeder merkte dat ik dat las verstopte ze het.)
Natuurlijk snapte ik heel veel niet, maar dat leek me geen belemmering om ze te lezen. Ik wilde er graag achter komen hoe dat dan zat met die man zonder uniform. En dat die jongen uit kort Amerikaans het met een gipsen buste deed dat beviel me ook wel. Al wist ik amper wat een buste was.
Ik was er blij mee. Dat er boeken waren. Dat je kennis kon nemen van gewichtige verhalen. Dat je je gedachten kon scherpen op dingen die je eigenlijk niet begreep. Bovendien vond ik dat het me een zeker elan verleende.
Later las ik Mulisch en Vinkenoog enzo. In die tijd spendeerde ik mijn zakgeld bij de plaatselijke boekhandel, altijd op zoek naar Belangrijke Literatuur. Omdat het goedkoop was, zoveel zakgeld kreeg je als 15jarige indertijd niet, kocht ik een gedichtenbundeltje van Campert. Betere tijden heette het. Het was dun en er stonden niet veel gedichten in. Ik kauwde mijn hersens stuk op dit nieuwe genre. Maar er was een gedicht dat ik volledig begreep en dat recht uit mijn eigen hart leek te komen. Ik ken alleen nog maar deze strofe. Eraan vooraf ging geloof ik een verhaal over mensen die dingen deden in het leven.
En ik, lul die ik was
bang om te lachen(?)
bang voor mijn bril
kroop in mijn schulp
waar het zacht was en donker
en waar ik het kende.
Het was een ongelofelijke ontdekking.
Iemand vroeg me of ik ook helden had. Zeker heb ik die. Tony Cragg bijvoorbeeld. Cragg is een Britse beeldhouwer die in de moderne traditie werkt en toch niet ouderwets is.
Hij benadert de dingen vanuit hun dingheid. De vorm, kleur en textuur van dingen zijn belangrijk. Bij hem geen quasi-filosofie, maar grote beelden van hout en ijzer en glas.
Je ziet gewoon dat hij een bijzondere gevoeligheid voor materialen en combinaties heeft. Ik heb dat ook. Maar dan in het klein. Ongeveer zoals Madurodam zich tot de Verenigde Staten verhoudt.
Na mijn stukje van gisteren moest ik denken aan Idols. Dat die mensen eigenlijk net zo zijn als het kleutertje dat zo goed kon twisten. Alleen is hun publiek niet vertederd, eerder hardvochtig. Dat vind ik erg. Dat ze zo uitgelachen worden. Het is zo’n gemakkelijke vorm van vermaak. Ha, ha, moet je die halve zool zien.
En dan die zakkenvullers. Die lui die d’r nog aan verdienen ook. Maar ik geloof dat ik de wereld nooit zo goed snap. Want die zakkenvullers, dat schijnen nou juist de helden te zijn.
(Stukje van net weggehaald. Zelfde onderwerp andere toon. Het klonk te zijig. Ik ben helemaal niet zijig. Alleen het woord al. Brr.)
Ik bedacht ineens dat ik nu ook nog een pagina moet maken waar ze allemaal op komen te staan. Dat ik ze allemaal kan bekijken. En u ook natuurlijk, mocht u daar lust toe hebben.
Vroeger kon ik twisten. Toen ik een jaar of 5 was. Speciaal op een liedje van Dave Berry dat toen een hitje was. Iemand hoefde het maar op te zetten en ik deed mijn kunstje. Kleine uitslover die ik was. Thuis, op verjaardagen en in de cafe’s waar ik wel eens met mijn vader kwam. Dan ging hij naar de jukebox zette het plaatje op en hup daar ging ik. En ik had succes. Men applaudisseerde. Ik kreeg snoep. Limonade. Complimentjes. Ik was gelukkig.
Wist ik veel dat ze niet klapten omdat ik zo goed was, maar omdat ik zo aandoenlijk was. Ik geloof dat ik schuw verlegen ben geworden op het moment dat ik dat begreep. Dat het beeld dat anderen van je hebben niet noodzakelijkerwijs overeen komt met het beeld dat je van jezelf hebt. Het is zoiets als ontdekken dat Sinterklaas niet bestaat. Wat een deceptie!
Het kan gebeuren dat berichten hier zomaar veranderen. Ik zit altijd heel lang te prutsen aan zelfs het flauwste tekstje. En ik moet het eerst helemaal online zetten voor ik kan zien wat er nu eigenlijk staat. Dan denk ik okee, zo moet het maar. Een paar minuten later vind ik dan weer iets overbodig. Of dat er wat bij moet. Nou, ja. Dat.
Die besluiteloosheid is vreselijk. En het houdt niet op. Als je mij mijn gang laat gaan is om de dag de complete inhoud van dit log veranderd. Omwille van de continuiteit probeer ik daar de hand in te houden. Maar ik beloof niks.
In het gevecht tegen de inwisselbaarheid - een van de vele spoken van het kapitalisme - ligt het voor de hand het puur persoonlijke in te zetten en na te streven.
Misschien stelt het persoonlijke niet veel voor. We rommelen maar wat aan, tenslotte. Het leven is overal hetzelfde maar tussen ik en de ander bestaat een wereld van verschil. Die verschillen. Dat wat eigen is. De dingen die je persoonlijkheid vormen. Je doordeweekse jurk. Je sterke staaltjes. De vuile was. Je kijk op de wereld.
Daarom zijn weblogs zo leuk.
update: dit stukje is min of meer een reactie op het stukje baggerblogs van Bijzinnen.
Dat er geen nieuwe dingen komen komt omdat ik het druk heb. Ik ben de boel aan het ombouwen. Als het goed is merk je daar niet veel van. Ik maak even een stukje tekst, zodat ik kan zien wat ik doe. Dat het een echte titel heeft en een beetje tekst zodat het op een echt stukje lijkt. Zo dus.
-Bas Heijne is een kleine man met een buikje. (Kellendonklezing-inlog NRC vereist)
-Het station zit barstensvol kwelende merels. (net lente met je ogen dicht)
-De beelden van Ron Muenk Mueck in de vleeshal zijn fantastisch.
(Vond hiervan zogauw niets op het net, misschien later. Moet nu dringend naar afspraak die ik vergeten was.)
update: Ik ook met mijn tikfouten. Nogal logisch dat ik niks kon vinden.
<< klik en lees
(En dat is ook weer een reden extra om naar Haarlem af te reizen.)
Expositie in de Vishal in Haarlem. Curator Bas Heijne (NRC) selecteerde de kunst. Thematiek: Is kunst nog relevant? Belangrijke mensen gaan daarover debateren, op 22 januari. Maar wie liever zelf wil bepalen wat relevant is kan beter vandaag komen kijken. De opening is om 16.00 uur.
Ik ga erheen voor het werk van Chrystl Rijkeboer, medelid van kunstenaarscollectief Werkplaats Maanzicht.
(En als u dan toch in Haarlem bent, loop dan gelijk even langs Smedestraat 9, want daar is een bescheiden opstelling van mijn werk te zien koop.)
update: Stoel van Chrystl Rijkeboer.
<< klik groter
Hoe donker was je licht
Hoe zwaar je literatuur
Wat is er weing over van je wulpse figuur
<< klik groter
Zij ergert zich aan een plint, ik aan een stopcontact. Soms duurt zoiets wel 20 jaar. Waar dit op slaat? Mijn zus en ik hebben weer een update.
Mijn zus (rechts) en ik
M. en ik ontmoetten elkaar op de kunstacademie. Er was iets dat tussen ons klikte. Zij is een dichter, een verhalenmachine. Ik ben bloedstollend serieus. Iemand die geen moppen kan vertellen. Zo iemand.
Op een dag kwam zij met het plan voor de bibliotheek van het vergeten en versleten woord. Ze schreef me prachtige brieven en stuurde me gekke objecten zoals de tandenborstel voor een mond met maar 1 woord. Er hing een kaartje met het catalogus nummer van de bibliotheek aan. Of een minirok waarin een driehoekig gat van het strijkijzer met de titel Na het bal.
Ik wilde graag een waardig partner zijn in zo’n geweldig project. Ik wrong mijn serieuze gemoed in bochten. Gevolg waren houterige brieven die te veel hun best deden. Objecten die ook rare namen hadden, maar die het net niet hadden. En het hele verhaal liep met een sisser af.
Natuurlijk had ik niet moeten proberen als zij te zijn. Er gewoon mijn ding tegenover moeten stellen. Wat dat dan ook had kunnen zijn. Maar nu met het schilderij moet ik er weer aan denken. Het is niet voor niks zwart-wit geworden.
Vandaag zijn M. en ik aan het trouwkado-schilderij begonnen. Het is een groot doek met vage contouren van onderbroeken erop. Daar gaat snel een laag gesso overheen. Omdat we niet gewend zijn samen te werken aan 1 ding weten we niet goed hoe nu verder. Uiteindelijk delen we het schilderij zo’n beetje in twee helften. Dan kunnen we altijd nog beslissen of we in elkaars helft zullen ingrijpen.
In een mum van tijd maakt M. haar helft helemaal zwart. Mijn helft lijkt meer op een toverbal. Het begint met ijsblauw naar boven toe lichter. In het blauw verschijnt een oranje zon. En nog een. Mmmm. Met een paletmes breng ik wilde vegen aan. Donkerblauw. Wit. Zwart. De oranje zonnen worden rood en later wit. Aan het eind van de middag hebben we een zwarte helft en een witte helft. Het schilderij is voorlopig niet af!
Voor wie de kalender niet kent is deze post misschien onbegrijpelijk. Maar voor wie hem wel kent: ik mis hem ook. Heel erg.
Ik heb wel eens een dagboekje gehad, maar dat heb ik later weggegooid zo erg schaamde ik me voor de onzin die ik erin uit kraamde. Terwijl ik eigenlijk alleen maar verslag deed van dingen die ik deed of dacht. Eigenlijk is dat best raar, dat ik me schaam zodra ik mezelf uit. Want binnenshoofds schaam ik me nooit.
Zo mag ik bijvoorbeeld graag en met genoegen in de spiegel kijken, maar niet als er iemand bij is. Dan ga ik gekke bekken trekken, en rare houdingen aannemen. Op de een of andere manier wil ik niet dat iemand me ziet.
Dan moet je nodig een weblog beginnen. Met ware doodsverachting druk ik op de knop verzenden. En nou maar hopen dat het went…...
De oogst van 17 woorden tot nu toe:
Animositeit
Schuimspaan
Nog suggesties?
update
Stand-in (Neneh)
Knalfuif (Ellen)
Mieters (Ellen)
Sotterig (Daan)
Tweezaamheid (Inge)
Rokersdilemma (Nico Faber)
Muis
De muis is thuis
In z’n holletje
Want daar ligt de kat
De kat ligt op de mat
De muis eet kaas
Er ligt nog meer op de grond
De kaas is een aas
Tot aan z’n mond
Maar de muis was niet gek
Hij schoot in de kat z’n bek mond
En pakte al het kaas
Zo was de muis de baas
Wat denkt u, komt het u bekend voor en is het plagiaat of heb ik een geniale zoon?
45 plaatjes van taart
9 foto’s (niet de dingen maar de schijn ervan)
12 dingen (niet om hun gebruiksgenot maar om hun uiterlijk)
17 woorden (niet om wat ze betekenen maar om hun smaak)
Vandaag begin ik met verzamelen. U hoort er nog van.
Ben een weekendje naar Limburg geweest. Het sneeuwde en ik wou het wel eens zien. Witte heuvels. Nou sneeuwde het niet zo’n lekker dik pak waarvan de wereld ineens zo stil wordt. Dus daar kan het ook aan gelegen hebben, want ik vond het eigenlijk een beetje tegenvallen. Het was wel mooi hoor. Maar geef mij toch het groen maar. Sneeuw is een grote gelijkmaker.
<< klik & kijk
Met enige regelmaat hier te verwachten: arrangementen. Een kleine voorstelling van zaken. De dingen die ik altijd gedachteloos zit te doen, maar dan nu eens vastgelegd.
Ik ben een zeekomkommer in het diepst van mijn gedachten. Daar hoef je niet jaloers op te zijn. Het onderhouden van zo’n particuliere binnenwereld is geen sinecure. Zeker niet als je een voorzichtige zeekomkommer bent. Wel een voordeel is, dat je als bange zeekomkommer gemakkelijk en veel avonturen beleeft.
Ga ik hier niet allemaal vertellen natuurlijk, ik zou wel gek zijn. Maar soms als ik iets de moeite waard vind, of ineens een moedige bui heb, dan laat ik wat zien van de schatten die ik hier koester. Verder natuurlijk de gewone dingen, die u van mij gewend bent.
Enne, gelukkig nieuwjaar! Dat ook natuurlijk.
|