Even wat anders.
Op die museumnacht kom ik nog terug. Echt. Maar het duurt allemaal wat langer dan ik verwacht had. En ondertussen moest ik ook nog de zussendingen doen. Want daar liepen we ook al weer een dag achter. U weet dat toch wel, dat mijn zus en ik elke zaterdag, maar nu dus even op zondag, nieuwe onderwerpen hebben?
Museumnacht.
Moet nu even weg, straks meer.
Verkeerde inschatting.
Ik probeerde tot duizend te tellen. Heb een tijdje aan fijne dingen gedacht. Twee adviezen van mijn moeder, die ik in geval van slapeloosheid altijd toepas. Ze helpen nooit, maar dan heb je tenminste je best gedaan. Daarna mag je je bed uitkomen (vind ik).
Ik sta op om uit het raam te kijken, mijn ogen net boven de raampost. Ik bespied de buurvrouw die aan de overkant in de tuin zit. Ze doet niets, kijkt een beetje rond. Soms kijkt ze plotseling mijn kant uit. Dan trek ik mijn hoofd wat lager. Als ze naar binnen gaat staar ik een hele tijd naar de brug in de verte.
Ik sluip naar de slaapkamer van mijn ouders. Kijk in hun kasten. Vind een doosje Potters, prop er een stuk of tien in mijn mond. Sterk! Tranen in mijn ogen. Ondraaglijk en lekker tegelijk. Met mijn mond vol luister ik een tijd aan de trap naar de geluiden van beneden. In de huiskamer zitten mijn ouders en grote broers en zussen. Ze kijken TV en praten. Als de kamerdeur opengaat glip ik snel mijn kamertje in.
Het is bijna donker nu, stiller dan net. Ik kijk nog een poosje naar buiten. Maar ik word er een beetje eng van, van die donkere brug in de verte, en ik moet plassen ook. Dan vat ik een prachtig plan op. Voorzichtig klim ik in het raam. Beetje bij beetje schuif ik mijn kont naar buiten.
Beneden worden ze opgeschrikt door een harde waterstraal op het raam. Ze hollen de tuin in om te kijken waar het vandaan komt. Uit het raam boven steekt een klein wit kontje. Er barst een bulderend gelach los. Ik duik snel, snel mijn bed in. “Ze zijn niet boos”, vertelt mijn zus nog nasnikkend van de lach “echt niet, kom maar naar beneden”. Maar ik blijf liggen. Kop stijf onder de dekens. Wist ik veel dat mijn plas regelrecht tegen het raam beneden aan zou kletteren.
Het oog wil meer.
Eindelijk weer eens een update van mijn portfolio.
Kost niks, maar dan hebbie ook niks ook!
Ik ben analytisch van aard en pluis de dingen meestal uit tot ik ze begrijp. Of in ieder geval het gevoel heb dat ik ze begrijp. Meestal lukt dat. Soms niet. Ik kauw mijn hersens er op stuk maar kom er niet uit. Na een tijdje wordt mijn innerlijke beoordelaar moe. Dan werkt ie niet meer. Ik weet niet meer of iets goed of slecht is en waarom dan wel of niet.
Met die innerlijke beoordelaar heb ik al mijn hele leven ruzie. Hij is te gevoelig en laat me in de steek op cruciale momenten. Was het nou maar gewoon een bi-metaaltje. Dan belde ik Leo de loodgieter en liet ik het vervangen. ‘Hij werkt weer perfect mevrouwtje’, zou Leo dan zeggen, en dat zou me dan het luttele bedrag van 48 euro kosten. Zo eenvoudig.
In plaats daarvan moet ik me behelpen met die holografische wonderdokter van tv. Met een mengsel van common sense, kwinkslag en overredingskracht lost ie problemen op. En dat doet ie met de vingervlugheid van een goochelaar. Geweldig! Tot de uitzending afgelopen is, en de dokter zelf oplost. Zit je weer mooi alleen op de bank. Met je kaduuke innerlijke beoordelaar.
Saai
Zo. Daar ben ik weer. Een beetje beverig nog, maar ik heb alweer praatjes. Als ik ziek ben word ik nog ernstiger dan ik gewoon al ben. Saai!
Ik heb wel eens ergens gelezen dat hoe dommer mensen zijn hoe serieuzer. Nou, daar zit wat in natuurlijk. Om afstand te nemen van zichzelf, voor ironie is enige intelligentie vereist. Nou vraag ik me af of dat andersom ook geldt. Zijn serieuze mensen dommer?
Chemische processen enzo
Dan word je weer eens fijntjes bij de les geroepen. Je bent helemaal geen zeekomkommer. Je bent een vrouw van vlees en bloed. Met een suizend bloedstelsel. En sappige chemische processen. O, er is van alles dat klopt en ruist en doet. Daarbinnenin. En dat is dan nog een ideale situatie. Want terwijl bijtende stoffen langs je slokdarm omhoog schieten, kan er ook nog van alles knijpen en krijsen…..
Ik hou daar sowieso niet van, dat er zich in je lichaam van alles afspeelt. Buiten je gezichtsveld maar dichterbij dan wat ook. Het lijkt op de nachtelijke autoritjes die ik maak.
Ik heb geen rijbewijs, maar vind mezelf met enige regelmaat aan het stuur van belachelijk grote voertuigen. Geen macht over remmen of gaspedaal. Scheurend door drukke straten. Als een bezetene rukkend aan het stuur.
Meer invloed heb ik niet. Soms zit ik zelfs niet eens op de bestuurdersplaats maar hang ik zo’n beetje verticaal aan het stuur te wapperen. Uiterst vermoeiende tochtjes zijn dat. En ze lopen nooit goed af.
Gelukkig
Het duurt lang voor ik in slaap val. Mijn knieën zo hoog mogelijk opgetrokken, twee ijsklompen waar gisteren nog gewoon voeten zaten. (niet vergeten: kruik kopen) En als ik dan eindelijk slaap word ik al gauw weer wakker. Krampen. Pijn in mijn buik. Auw, auw, auw.
Dus dat zat me dwars! Ik loop namelijk al een paar dagen te lanterfanten. Voelde me schuldig en slap. Maar gelukkig ben ik gewoon ziek. Hoera.
Het oog wil ook wat
De afwas is gedaan. Dat valt heus nog niet mee hoor, als je dat een beetje mooi wil doen. Ja, je kan die dingen wel een beetje kriskras op het afdruiprek gooien, maar dan valt er niks te genieten natuurlijk.
Nee, je moet de dingen die je doet met plezier doen. Er ritme en orde in brengen. De was op lengte ophangen bijvoorbeeld. Of een mooie combinatie te maken van de vaat. Het gereedschap op kleur opbergen. Een fijne schijnorde, zonder enig praktisch nut. Eigenlijk sta ik gewoon te spelen :-)
Anna
Onder de indruk verlaat ik de zaal. Ik haat dat. Exposities van mensen die dingen doen die dicht bij je eigen werkgebied liggen. Tenminste als ze beter zijn. Als ze slechter zijn kan ik tevreden aan het werk. Het gaat goed. Maar als ze beter zijn, dan wordt het moeilijk. Dingen die je zelf verzonnen had willen hebben. Dat is een opsteker en domper tegelijk.
Met gepaste trots
Inge sprak mij bestraffend toe. Het moest nu maar eens uit zijn met die schaamte. Nergens voor nodig. Dat is natuurlijk altijd fijn. Als iemand zegt dat het niet nodig is, dat het goed genoeg is. Maar.
Ik kan mezelf niet los zien van de wisselwerking met anderen. Als subject ken ik geen schaamte. Ik ben echter slechts ten dele subject. Sterker, het belangrijkste deel van mij, namelijk dat wat in verbinding staat met u, de ander, is object. Nou, als je je daar eenmaal bewust van bent is je gedrag nooit meer zonder censuur.
Hardop zeggen dat ik me schaam is een bezwering. Ik zet als het ware mijn schaamte te kijk, in plaats van mezelf. Dat maakt het makkelijker. Stoort u zich er vooral niet aan. Het betekent niet dat ik mezelf minacht, eerder andersom, ik wil graag dat u me aanziet voor de geweldige persoon die ik zelf denk te zou willen zijn.
(Die laatste zin bevalt me niet. Ik wil brutaal zijn en tegelijkertijd bescheiden. Volgende keer in de serie ‘Zwaar op de hand’ een stukje over twijfel. Misschien.)
Allemaal komen kijken
Soms wil je wel eens wat aandacht voor het een of ander. Een link naar jezelf dus eigenlijk. En dan moet je erbij zeggen dat het in het kader van de schaamteloze zelfpromotie is.
Ik vraag me dan altijd af waarom dat erbij moet, dat van die schaamteloze zelfpromotie. Zo’n heel weblog is toch bedoeld om iets van jezelf te laten zien?
Bovendien schaam ik me dood, al weerhoudt dat me er kennelijk niet van om het te doen. Dus of u maar even wilt gaan kijken hier. En hier ook. En hier.
Zonnetje in huis
Ik ben begonnen. De zon scheen. Dan krijg je dat. Ineens is er stof. Overal. Vroeger hield ik van stof. Zoals het onophoudelijk dwarrelde in een streep zon. Of de dikke laag op de kast waar ik zelfbedachte woorden in schreef voor mijn moeder. Zij leerde me dat stof vies was en gaf me zo’n gele zachte doek om het af te nemen. Het raam open om hem uit te schudden. Dat was ook leuk.
Nu is stof een vijand. Vettige aanslag in de keuken. Vieze vlokken onder de meubels. Bron van huismijt. Dat moet allemaal weg. Vandaag nog. En morgen ramen zemen.
Nieuwe gewoonte
Ik maak vorderingen. Gisteren in de bioscoop ontdekte ik dat ik hardop lachte. En dat niet alleen, ik lachte ook nog met enige regelmaat als eerste. Ha! Niet gek voor iemand die vroeger medelijden met Donald Duck had. Nog even en ik ga moppen tappen. Maak uw borst maar nat!
Mijn zus is lief
De tuin is leeg. De deur is open. Ik sluip naar binnen. Achter een van de deuren hoor ik geluiden. Ik glip naar boven. Ik loop rond in kamers. Beneden slaat een deur. Ik roets de trap af en sta met bonkend hart in het halletje. Er gebeurt niets. Ik slip naar buiten. Opgelucht. Ik heb geen idee wat ik daar deed.
Tot zover de nacht. Nu heb ik een appeltaart in mijn nieuwe oven staan want mijn zus komt zo. Die van de genade ja.
Ha, ha, tegenwoordig is het maar een klein vrouwtje. Ik zou zo bovenop haar kunnen gaan zitten. Doe ik niet hoor. Het is mijn liefste zus.
Genade
Ik lig op de grond. Mijn zus zit bovenop me. Ze rolt haar puntige knieën over mijn biceps. Mijn polsen houdt ze op de grond geklemd. Op haar gezicht het genot van de macht. Een verloren zaak. Ik vecht tegen tranen en verlies. Zij rolt nog wat harder. Tot ik me overgeef en ‘genade’ piep. Met de laatdunkendheid van mensen die iets te kiezen hebben laat ze me gaan. Ik lik een poosje mijn wonden, dan gaan we over tot de orde van de dag. We spelen ‘tent’ of ‘gevonden poesje’. Zij is de baas, en dat vinden we allebei vanzelfsprekend. Kleine diertjes als we zijn.
Maar toch ook al heel veel mens. Het begrip ‘genade’ komt bij mijn weten niet in de dierenwereld voor. En ook het genot van de macht dat de potentiële genadegever ervaart lijkt mij des dierens vreemd.
Zo komt Verdonk als een dier op mij over. Ik heb in ieder geval niet de indruk dat ze geniet van haar genadeloosheid. Dat maakt haar nou juist zo onmenselijk. Het hele concept ‘genade’ lijkt aan haar voorbij te gaan. Griezelig. Je zou d’r katholiek van worden.
Filistijnen
Weet je wat erg is. Als je na lang wikken en wegen besluit je objecten te glazuren en er gebeurt een ongeluk in de oven.
Alles mislukt. 12 stuks. Allemaal naar de Filistijnen.
Gek eigenlijk dat zo’n volk dat alleen nog maar bestaat in het oude testament nog springlevend is in deze uitdrukking. Die overigens wel helemaal uitgaat van het Israelisch perspectief. Wat weer pikant is als je bedenkt dat sommigen de Palestijnen als hun afstammelingen zien. Filistijnen waren immers agressieve immigranten.
Wat een wespennest. Volgende keer zeg ik wel dat mijn spullen naar de maan zijn.
Zeezucht
Platte zilveren vissen met van die gekke boze bekken. Dansende oorkwallen. Anemonen, en scharrelende heremietkreeften in een naar zeewater stinkend bassin. Haaieneieren. Tere zeepaardjes, hun staartjes gekromd om het wier. Een gedroogde zeekomkommer. Al deze dingen zag ik vanmiddag. Het was mooi in het Oceanium. En het floepen hield op.
(hoe schrijf je nou eigenlijk haaieeieren? Met n is geloof ik fout maar zonder n is het geen gezicht, of moet er gewoon een streepje tussen?)
Floep!
Van de week beweerde ik dat er een kast in mijn hoofd zit. Maar dat was dom. Er zit helemaal geen kast. Meer een soort stelsel van zwarte gaten. Nog voor ik een gedachte heb istie floep in zo’n gat verdwenen. Floep.
(Dat is nog het ergste hè. De hele dag dat floepende geluid!)
Prima Donna
Kast
In mijn hoofd zit een kast. Dat is nodig want als je de dingen geen plaats geeft raak je ze voor eeuwig kwijt. Op de een of andere manier begon ik met een op een zondagmiddag inelkaar getimmerde boekenkast. Met het oog op nog eens iets beters aan te schaffen. Ooit.
Inmiddels is het een staketsel van hele en halve systemen. Hier en daar gestut vanwege ernstig doorzakgevaar. Op sommige plekken liggen de dingen wanordelijk op een berg. Als ik daar iets moet hebben ben ik dagen zoek.
En ik wilde zo graag een Lundia
Held?
Hij bezoekt mijn website. Er was een reactie van hem, iets met copyright enzo. Hij weet zeker niet dat dat iets van de vorige eeuw is.
En nou wil hij ook nog de zussen in actie zien. Mm. Het zal toch geen vieze oude man zijn?
Ik wil lente!
In mijn email aan J. schreef ik over mijn honger naar lente. Maar u mag het ook best weten.
-Ondertussen dringt ook hier de lente gestadig op. Geruststellend is dat. De knoppen in de magnolia worden groter en groter. Over twee maanden staat ie in bloei (of is het een zij?) De andere boom is helaas niet gewoon gesnoeid. Die hele tuin is met de grond gelijk gemaakt.
Waarschijnlijk gaan ze ‘m betegelen en dan wat van die potten neer zetten. Sommige mensen snappen er ook niks van!
Van het weekend ga ik op de markt bollen kopen. Daar doe je langer mee dan met bloemen. Alleen geen hyacinten, want die stinken mij teveel. Zo verpest ben ik dat die geur mij niet aan buiten doet denken, maar aan goedkope luchtverfrissers. Brrr.
Mijn zus en ik
Mijn zus heeft fijne dingen op haar WC, ik heb slechts een koele pot. Bij mij op de gang daarentegen is het een bonte boel, en dat is ook leuk. Twee nieuwe onderwerpen en lekker veel foto’s in ons gestaag groeiende dubbelportret.
(verzoeknummers in de reactiedoos)
Arie
Hij had een groot, loyaal gezicht, donker haar en hij bewonderde mij. Dat was misschien wel zijn beste kwaliteit. Natuurlijk dacht ik dat toen niet. Voor zover ik me herinner was het in mijn hoofd een behoorlijke warboel.
Arie. Eerste vriend op afstand. Met wie ik niet in de bosjes speelde, maar met wie ik ging zoenen bij de bushalte. Ik herinner me hoe ongemakkelijk dat voelde. Dat zoenen, waar ik wel nieuwsgierig naar was, maar meer in theorie, bleek al snel. Zijn bewondering ging, gek genoeg, tegenstaan, meer nog dan zijn natte zoenen.
Ik probeerde nog een tijdje het te ontkennen, maar tegen tanende liefde is geen kruid gewassen. Toen ik het uiteindelijk uitmaakte zeeg hij op zijn knieën op het tuinpad en huilde. Ik stond bibberend te wachten tot hij wegging, niet minder ontredderd dan hij.
Zoiets, dat nu al dertig jaar in m’n hoofd zit. Ergens in dat gekke samenraapsel in mijn hoofd, samen met duizenden andere dingen. Dat wilde ik nu ineens met u delen.
Niet okee
Is er soms een of andere okee-pest overgewaaid uit Amerika? Ineens zegt iedereen okee tegen me. Dan sta je met iemand te praten en steeds als je iets vertelt volgt er een okee van de ander op zo’n rare uitgerekte manier. Vroeger zei men, goh wat leuk, of nou interessant, of wat dan ook dat ze zelf verzonnen. Nu zeggen ze en masse okee. Wil iedereen daar onmiddelijk mee ophouden!
Uitdaging
Alstublieft. Twee dingen van formaat. Of lijkt dat maar zo? Ik daag u uit de juiste maten te bepalen. Volgens mij kan dat namelijk niet. Zo zonder achtergrondinformatie.
Graaf
Soms denk ik, dat ik natuurwetenschappen had moeten studeren of wiskunde. Maar ja, dan had ik wel een stuk bijdehanter moeten zijn dan ik nu ben, of op zijn minst standvastiger.
Dus vergaap ik me maar. Met open mond neem ik hap en snap kennis tot me. Van het ene naar het andere surfend, altijd op zoek. Zo kwam ik er gisteren achter wat een graaf nou eigenlijk is. En dat is des te verbazingwekkender, omdat ik helemaal niet wist dat ik dat niet wist.
Wannabe
Ik veins nu al een paar dagen een opgewekt soort kordaatheid. Maar mij overtuigt het niet. U wel?
Conceptueel
Ik zie overal mogelijkheden. Zit boordevol ideeën.
De uitwerking ervan verloopt echter moeizaam. Je zou kunnen zeggen dat ik vrij conceptueel van aard ben en moeite heb met het realiseren van concepten. Daarom wil ik ook zo graag dingen maken. Niks concepten, keiharde betrouwbare bewijzen wil ik hebben!
Nog steeds een held
Hij was op televisie, gisteravond. Dat doet ie niet zo vaak, maar nu voor zijn nieuwe boek, moest ie wel.
Daar zat hij, bij de boys van Ram, en hij zei gelijk al dat het erg was, heel erg, maar hij deed het wel. De held!
Dwaze dingen
Het is dat mijn naam bij een van de twee gekleurde kistjes stond. Anders was ik er waarschijnlijk met een glimlach, dat wel, aan voorbijgelopen. Maar nu raakte ik toch een beetje nieuwsgierig. Het was een klein zaaltje (Korenbeurs, Schiedam) en er stond behalve deze twee kistjes van Lily van der Stokker verder niets. Een zoektocht op het net leverde onverwacht veel op. Lily van der Stokker is een naam:
“Na talloze tentoonstellingen in Europa en New York, enkele grote internationale projecten en haar veelbesproken overzicht van tekeningen in het Arnhems Gemeentemuseum (2002) zullen weinigen nog het belang van de Nederlandse kunstenares Lily van der Stokker (1954, Den Bosch) durven ontkennen - hoe graag sommige Nederlandse critici ook zouden willen.”
Nou, dat die critici het moeilijk hebben wil ik wel geloven. Maar ondertussen legt ze met haar bloemetjes, lieve woordjes en tierelantijntjes wel mooi een vinger op de zere plek. Want ook al lijkt in de kunst alles geoorloofd, van dierenmoord tot zelfkastijding, feit is dat pleidooien voor positivisme, blijmoedigheid, lichtvoetigheid, of het decoratieve op weinig serieuze analyse kunnen rekenen en eigenlijk taboe zijn.
|