Pluspunten op zondag (2).
Toegegeven, zo geisoleerd ziet het er niet direct uit als een pluspunt. Toch ben ik er wel blij mee, met mijn kleine puntoortjes. Fijn van lel, en met weinig smeer heb ik er best plezier van.
Ze horen goed, ze bellen lekker, en ik kan er een fijn ploppend geluid mee maken. Dat gaat zo. Ik steek mijn pink een heel klein stukje in mijn oor, draai hem een slag en trek hem met een zijwaartse beweging weer weg. Het klinkt als of er met kracht een stop ergens uit getrokken wordt. Keihard.
Vroeger genoot ik er erg van om dat in gezelschap te doen, en dat dan iedereen zich afvroeg waar de hel dat geluid vandaan kwam. Dan deed ik het nog eens en niemand geloofde het maar het kwam toch echt van mijn oor. Haha.
Op een gegeven moment werd ik daar te oud voor ofzo. Het werd een beetje pijnlijk. Niet meer lollig maar gewoon raar.
Doe toch niet zo raar, dacht ik dan. Dus ben ik er mee opgehouden.
Daarnet geprobeerd of ik het nog kan.
Hij doet het nog.
Plop!
Ik vraag me af of ik inmiddels al weer zo oud ben dat ik er ongestraft een paar idiote gewoontes op na kan houden. Maar ik denk dat ik nog maar even moet wachten. Het lijkt me wel leuk voor in het bejaardenhuis straks.
Als na de maaltijd iedereen een beetje in zit te dutten en dat ik dan ineens keihard plop! doe.
Van die verschrikte vogelhoofdjes.
En ik triomfantelijk laten zien hoe ik dat doe.
Ik zie het al voor me.
Uitslover tot de laatste snik :-)
Ja, daar ben ik nog even hoor.
Nou.
Dat wilde ik even met jullie delen. En als jullie me nu weer willen excuseren: ik moet nodig een beetje afwassen…..
(Mijn fotogenieke mokken bijvoorbeeld. Ja, die had je misschien al eens gezien, maar die mogen best nog eens gezien worden. Want ik sta natuurlijk op die stoel om te fotograferen hè! Zo klein ben ik nou ook weer niet :-)
Het einde van de dag.
Afwassen hoort tot de grote zaken des levens.
Mensen die er zo een apparaat voor hebben die begrijpen dat niet hè! Die zien dat helemaal verkeerd. Ze denken dat afwassen vervelend is. Een naar karweitje dat je doet omdat het moet.
Ach, ze konden er niet verder naast zitten!
Afwassen is een daad van poezie.
Ik wist dat al heel vroeg.
Herinner me hoe ik op een stoel stond met een theedoek voorgeknoopt. Het water eindeloos in, over, door mijn handen liet lopen. Met een fijn gevoel voor orde kleine afwasjes deed. Eerst de allerkleinste dingen, of alle gekleurde, maakte ik mooie composities van het vaatwerk.
Mijn wangen roserood van inspanning.
En als ik dan eindelijk eindelijk klaar was het water weg laten lopen. Dat gezellige slurpen.
Gorgeldegorgel.
Alsof de dag in het putje verdwijnt.
Een dag voor appeltaart dus :-)
update:
update 2:
update 3:
laatste dan:
Okee. Je hebt wel es van die dingen. Die vind je dan zelf hartstikke leuk. Maar verder vindt niemand er iets aan. Ze denken. Ja, hallooo zeekomkommer. We weten heus wel hoe een appeltaart er uit ziet hoor. Tsss.
Hebbie niks beters te doen soms.
Ja, nou, eigenlijk best wel.
Maar ik vind dit leuk, ik vind de foto’s mooi en het zonnetje schijnt en straks komt T. thuis en dan heb ik lekker verse appeltaart voor hem.
Er was een tijd dat zoiets eenvoudigs zo mijlenver van ons verwijderd leek, dat ik er vandaag eens lekker driedubbel van ga genieten.
Dus.
(Wie weet komt er straks nòg wel een stukje over klein huiselijk geluk.)
Een dag voor appeltaart.
Normaal hoor ik hem even, draai me om en slaap verder.
Vandaag schrik ik wakker: ik heb hem niet gehoord vanmorgen.
Klopt. Zijn sleutels liggen nog op tafel.
Op zoek naar mijn telefoon dan. Suf. Licht aan, trui aan, zoeken.
Aha!
Hee, hallo, gefeliciteerd, je hebt je verslapen joh!
Hij heeft wel zin in een praatje maar ik hang op. Hoe langer wij kletsen hoe later die komt.
Trouwens.
Ik kan nog ruim een uur slapen.
Met een beetje geluk. Snel terug naar bed dus.
Moet ik niet naar de wekker kijken. Niet wachten tot ik hem beneden hoor komen.
Ik ga expres met mijn rug naar de wekker liggen. Ogen dicht, heel ontspannen. Net alsof ik niet gespitst ben op het geluid van voetstappen op de trap.
Die ik na uren pas hoor natuurlijk. Ze gaan richting keuken en dan hoor ik een tijdje niets.
Plassen zeker.
Maar moet dat zo lang duren?
Dan gerommel in de keuken.
Koelkast open, geritsel met brood/plastic tassen.
Meer geritsel. Koelkast dicht en nog eens open.
Lopen, kast open en dicht.
Nog meer geritsel!
Ik luister niet hoor. Ik lig ontspannen in bed.
Geschuifel richting kamer dan. Ik hoor de gesp van een broekriem rinkelen.
Minutenlang.
En dan is het ineens stil.
Een hele tijd.
Gevolgd door een eeuwig durend onnavolgbaar druk heen en weer geloop.
Broek is al aan, tas al gepakt.
Wat verder nog?
Het heen en weer geloop duurt voort.
Ha, eindelijk hoor ik de kamerdeur dichtgaan.
Gevolgd door gerommel in de gang en de beroemde twee kraken op de trap.
En dat?
Was dat nou de buitendeur?
Of hoor ik nou nog iets op de trap.
Maar daar is het bevrijdende dichtslaan van de buitendeur.
Ik kijk op de wekker.
Er is nauwelijks een kwartier verstreken.
Ik ben klaarwakker.
Vandaag is hij jarig.
Hoera :-)
Pluspunten op zondag (1).
De kleren uit haar kast worden voor de camera omhoog gehouden, belachelijk gemaakt en in een hoek gesmeten.
Zij staat er ongemakkelijk bij.
Opgelaten, voor gek gezet, in een hoek gedreven. Zo ziet het er uit. Maar het gekke is.
Hoe rot zo’n vrouw zich ook voelt, hoezeer ze ook vernederd wordt, ze komt er altijd stralend uit te voorschijn. Met een compleet nieuwe garderobe. Die haar pluspunten benadrukt en haar minpunten zo niet verdoezelt dan toch een stuk minder in het oog doet lopen.
De wonderbaarlijke metamorfose op Amerikaanse wijze. Eerst tot de grond toe afbranden, daarna de boel van voren af aan opbouwen. Vrouw in kwestie dolgelukkig met herwonnen zelfvertrouwen. Modeterreur ziet kassa rinkelen. Het publiek vermaakt zich. De kijkcijfers stijgen en de reclametijd verkoopt goed.
Tel uit je winst!
Nou, maar dat kan ik ook. En beter zonder publiekelijke vernedering. Daarom begin ik een nieuwe serie.
Geheel en al in mijn eentje.
Pluspunten op zondag.
Ha!
(Eigenlijk is het de bedoeling een plaatje van een pluspunt en er dan ook nog iets over te zeggen. Maar als ik het over mijn mond heb, waar ik best trots op ben, moet ik ook beginnen over mijn tanden die een beetje scheef staan en dat is een minpunt. Dus dat mag morgen pas weer :-)
Een nieuwe lippestift.
Mijn lippestift was op. Ik heb er ik weet niet hoelang mee gedaan. Jaren en jaren. Hij was nog van mijn moeder. Nou, die is best al een poosje dood.
Kejje nagaan.
Maar ik wou het over wat luchtigers hebben.
Dat ik jullie niet allemaal wegjaag met mijn herfstige praatjes.
En dat ik heus niet voor een gat te vangen ben en ook niet bij de pakken neer ga zitten enzo.
Oh nee.
Ik koop gewoon een nieuwe lippestift. Dan smeer ik een beetje op mijn mond.
Ik heb ook een potloodje voor mijn ogen en van dat gemene roze spul voor op mijn wangen.
Zo teken ik een masker.
Het meeste veeg ik dan gelijk weer weg hoor.
Ik geloof dat het mij meer om het idee gaat.
Ik trek mijn nieuwe kleren aan.
Misschien speld ik mijn glimmende broche op mijn jasje.
En dan naar buiten.
Oja.
Heb ik de broche al laten zien? De broche van de edelsmidcursus waarvan ik de achterkant mooier vond?
De broche is gepolijst.
Hij glimt. Als een tiet!
En eigenlijk vind ik het best mooi :-)
Verder voel ik me nog steeds een gnoe, nou en dat gaat best vermoeien op den duur.
Nou heb ik weer last van een of andere rare neusallergie.
Het jeukt en ik moet niesen en niesen.
En soms is het ineens weg.
Dan begint mijn hele gezicht aan te voelen of ik een paar uur in de vrieskou heb gelopen.
Schraal en geagiteerd.
Stress, zegt de dokter.
Zou best es kunnen, zeg ik.
Het leven van een gnoe gaat ook niet altijd over rozen.
En ik heb me de laatste jaren zo ontzettend schrap moeten zetten in verband met gezinsproblemen dat de rek er behoorlijk uit is.
Uitgelubberd en aangeslagen als een ouwe koperen ketel. Je weet wel, die op de rommelmarkt staan op zo een kleedje tussen allemaal rommel van uitzoeken voor 1 euro.
Ik denk dat ik daarom die broche uiteindelijk toch mooi vind.
Omdat hij glimt zoals alleen dingen op de dag van aanschaf kunnen glimmen.
Met een belofte van geluk enzo.
Leon Adriaans boer en schilder.
Eerst vond ik er niet zo veel aan. Schilderijen met slordige voorstellingen kosten de estheet in mij op de een of andere manier nogal wat energie. Maar wat me wel gelijk opviel was de aanstekelijke vrijheid die er uit sprak.
De eerste relatie kon ik leggen met een heel eenvoudige voorstelling van een geel figuurtje en drie gele vierhoeken.
Kijk. Kleur en vorm, dat snap ik.
Wie of wat kon ik niet duiden, maar daar heb ik dan weer nooit zo’n moeite mee.
Als iets in mij gaat zingen dan zingt het, nietwaar.
Naderhand begreep ik dat het de schilder is.
De schilder aan het werk in zijn schuur ‘s nachts.
Want overdag werkt hij op het land.
Zijn schilderij ligt op de vloer.
Door twee ramen valt het licht van de maan naar binnen.
Het is de kleur van maneschijn.
De schilder op zijn knieën, samenvallend met zijn doek.
Het is een levendige opstelling van kleine en grote schilderijen. Hoe langer ik ernaar keek, hoe enthousiaster ik werd.
De eenvoud van zijn vormentaal, de kleuren en zijn concepten. De radicaliteit ervan ook, volkomen onbehaagziek om zo te zeggen.
In zijn schilderijen zien we hem aan het werk. De dingen die hem omringden.
We zien stoelen, paarden, bijlen, koffiepotten en bomen. En ramen. Een heleboel ramen.
Die waren belangrijk voor hem.
Ik denk dat hij schilderijen als ramen zag: ze tonen ons een blik op een wereld buiten ons. Tegelijkertijd brengen ze licht in onze eigen wereld.
En dat is precies de ervaring die ik bij deze schilderijen had.
Leon Adriaans t/m 13 november in galerie de Zaal Delft
Alleen even dit.
De ring, die ik van N. op mijn verjaardag kado kreeg en waar ik zo trots op was omdat hij hem voor me uitgezocht had en dat bleek volgens de meeste vrouwen om me heen bijzonder, maar waarvan het steentje na een paar dagen ineens weg was, dat ik dan gelukkig weer vond op straat omdat ik altijd naar de grond loop te kijken, en die ik toen terug bracht naar de juwelier waar ze na twee weken niet eens meer wisten om wat voor ring en waar die dan was, nou, die is nu dus, na drie weken weg geweest te zijn, terug. Op deze foto samen met die andere.
Uit de zak van haar oranje windjack haalt ze twee plestik dingetjes te voorschijn. Heb ik voor je meegebracht zegt ze. Een beetje verlegen omdat ze niet wist hoe het zou vallen.
Maar het valt natuurlijk hartstikke goed.
Haar tweelingzus vindt het een beetje raar geloof ik, maar ook tamelijk onschuldig.
Dus dat valt al weer mee.
Tis toch altijd een beetje afwachten hè, bij zo’n meeting.
Met negen zijn we. Negen vrouwen uit alle windstreken en dan maar fotograferen.
Alles wat los en vast zit.
Zodra er een fotogeniek object in beeld komt zwermen we er als mussen om heen. We tjilpen ook als mussen denk ik.
Wel op een leuke enthousiaste manier hoor. Het is heus niet het snateren en hard giechelen dat je bij veel van dat soort uitjes ziet.
O nee, daar hebben wij het veel te druk voor.
We lopen te speuren en te zoeken. Geconcentreerd en gefocust en met veelvuldig tevreden beslissend geklik.
Eigenlijk is het niet eens zo heel veel anders dan wat ik met die gekleurde rommeltjes doe. Het is gewoon verzamelen.
Knip ik heb je.
Het was heel leuk.
Door het voortdurende gefotografeer raakte ik er zelfs een beetje aan gewend om gefotografeerd worden.
Totdat ik op het idee kwam om uit de groep te stappen om ze er eens allemaal op te zetten.
Ja, en ik had er dus he-le-maal niet aan gedacht dat er dan 8 dames met camera in de aanslag zouden staan hè!
Dat was wel even een therapeutisch momentje.
Ik heb nog niet gezien wat daar van terecht gekomen is.
Maar ik vrees iets met een raar vertrokken mond en wapperende handen.
En dat maal 8.
Ik ben een zeekomkommer in het diepst….
In natuurmusea is het meestal te donker om foto’s te kunnen maken zonder flits. Maar deze dingen op sterk water zijn helder verlicht. Deze dingen op sterk water zijn mooi.
De weekheid van de organismen is bijna voelbaar. Ik stel me voor hoe het voelt als ik er mijn vinger in prik.
Zou het rubberachtig zijn en enige veerkracht hebben? Of zijn ze weerstandsloos als een pudding? In vaste vorm zolang het evenwicht tussen massa en vloeistof niet verstoord wordt.
Ik kan het me voorstellen. Vergelijken met dingen die ik wel ken, zoals gelei en rubber speelgoed. Maar ik zal het nooit voelen. Ik geloof dat ik daar mijn hang-up met onderzeebeesten en dit soort dingen aan te danken heb: De onmogelijkheid ze aan te raken.
Al het contact verloopt via mijn ogen. Ik kan ze alleen maar kennen door ze intens te bekijken. En dat doe ik. Heel intens.
Nou, en dan dit.
Voel me nog steeds niet lekker. Ga ik niet over zeuren hoor. Kost mij te veel moeite. Ik heb alleen zin om tegen iets nieuws aan te kijken. Dus doe ik even een nieuw plaatje (kan groter).
Ik heb wat leuks verzonnen voor de nieuwe uitgave van Manebrand. Het thema is de Verdikking.
Want hoe langer je leeft hoe dikker het wordt.
Ja, je buik ook meestal, maar dat bedoel ik niet.
Ik bedoel dat je verzamelt.
Ervaringen, gedachten, herinneringen. Knopen op je gevoelsleven.
Ik moet ze alleen nog even opnaaien.
Alles onder controle (herhaling).
Dit is Auw, hij zit bij mij thuis op de bank en mensen maken er altijd wel een opmerking over. Wie het slachtoffer is. Of N. zich gisteren soms weer erg misdragen heeft, of dat ik een slechte dag heb ofzo. Maar ik doe er nooit uitspraken over.
Ik heb hem al heel lang. Hij zwerft overal in huis rond, en soms vind ik hem ‘s ochtends op mijn nachtkastje.
In de loop der jaren is er een varken aan zijn arm gegroeid, is hij een keer uit het raam gevallen en heeft hij een nacht in de koelkast doorgebracht.
Soms zit hij helemaal vol spelden, een andere keer zitten ze allemaal in zijn kop, of in zijn buik.
Het komt voor dat een van zijn ledematen afgerukt is. Nou ja, dat heb ik nog maar één keer meegemaakt.
Auw is geen voodoopop. Ik doe niet aan magie en ik leef me ook niet uit op hem. Maar het is toch eigenaardig. Zo’n pop in huis. Met al die gemene spelden.
Verder ben ik heel aardig :-)
Daar zijn ze dan.
Ik heb een heleboel foto’s gemaakt hoor.
Dat ik in de spiegel sta te koekeloeren met een gekke bek.
Met de zelfontspanner en dat dan precies mijn ouwe spijkerbroek d’rop staat en alleen maar het randje van mijn bloes.
Ja, zelfs een best wel flatterende, helemaal ten voeten uit, inclusief redelijk gelukte glimlach.
Maar dat is dan weer een beetje te.
Dat je denkt, o jee, die moet zo nodig gezien worden.
Brrr.
Dus hou ik het dan toch maar hierbij.
Nieuwe schoenen, nieuwe bloes plus extra gratis blote tenen.
Voor de liefhebbers.
Vergeet die nieuwe schoenen even.
Of het wat gaat worden met die edelsmederij dat is nog maar de vraag. Het is precies werk, en ik ben slordig. Je hebt er allerlei speciale spullen voor nodig en die zijn duur. En al die dingetjes zijn zo verrekte klein, dat zelfs ik er moeite mee heb. Maar.
De werkplaats is heerlijk!
Ik ben er heel trots op. Haha :-)
Ik zie ook wel wat er aan mankeert hoor. Om te beginnen is het ongeveer 4 keer te groot, de koperen strookjes zijn asymmetrisch, en aan de achterkant zit de brochering een beetje scheef. Het moet nog wel gepolijst worden. Dan gaat het glimmen. Best mooi denk ik. Al heb ik nu al een lichte voorkeur voor de achterkant.
Ik heb nu gezaagd, gevijld en gesoldeerd. Oja, en geboord met de kolomboor. Dit alles geeft me een gevoel van professionaliteit. Zoiets als in de pannen roeren, maar dan veel bevredigender. Het geeft een schijn van vakmanschap. Alleen al me omringd te weten door al die fijne gereedschappen.
Ik zou bijna zeggen dat het een zuiver romantische kwestie is. Maar ik hoop toch wel wat technische vaardigheden op te doen. En die dan te combineren met de liefde voor de achterkant van dingen. Daar zou best iets moois uit kunnen groeien.
Nou. En omdat ik het niet kon laten ook nog even dit :-))
Geen tijd!
Gisteren een goeie dag gehad. Want. Nieuwe schoenen en nieuwe bloes.
Voor mij bijzonder want ik koop niet zo vaak kleren.
En al helemaal geen bruine.
Later foto. (Als tie een beetje flatteert dan hè.)
Moet nu naar de edelsmidcursus.
Beginners.
Ben benieuwd.
Nu moet ik rennen.
Toedeloe!
Zo, en nu even keihard lijfloggen!
Potverdorie zeg. Ik voel me slap en uitgeteld. Bah!
En die stomme juwelier belt ook maar niet.
En waarom heb ik altijd hoofdpijn?
Zou ik het soms weer aan mijn schildklier hebben?
Shit.
Moet ik weer naar de dokter.
Mijn lieve vriendelijke dokter, die me bijna nooit kan helpen.
Vorige keer ging ik ook, dacht dat ik misschien hoge bloeddruk had, wegens aanhoudende hoofdpijn (die ik dus nog heb) en gebonk in mijn oren ‘s nachts als ik uit de meest angstaanjagende nachtmerrie’s ontwaak (heb ik ook nog steeds).
Maar.
Niets te zien mevrouwtje. (Dat zegtie nooit hoor, het is echt een leuke man.)
Misschien beginnen de hormonen op te spelen.
Drink je wel genoeg water.
En het kan best dat je ‘s nachts je bloed wat voelt ruisen na een angstdroom.
Ik wou dat hij me eens met een fijne, definieerbare kwaal en een tas vol medicijnen naar huis stuurde.
Zo gaat het zelden.
De vorige keer dat ik het aan mijn schildklier had heb ik er bijna een half jaar mee rondgelopen tot het eindelijk zichtbaar was in de bloedmonsters.
Tot die tijd was ik overbezorgd.
Gejaagd.
Had ik een virus onder de leden.
Stress!
Kwam het door het stoppen met roken.
At ik wel gezond?
Begrijp ik ook wel.
Stel je voor dat je dokter zei nou, ik denk dat je het aan je schildklier hebt, maar het is niet te zien aan de test.
Toch ga ik je een paardemiddel voorschrijven.
Nee.
Dat doet ie niet.
Dat is de grens van de wetenschap.
Als het niet aantoonbaar is, dan kunnen we er niets mee.
Nou en als je er dan toch iets mee wil, dan kan je naar de kruidendokter, de heks of Jomanda.
En daar heb ik zo helemaal geen vertrouwen in.
Daar wordt zo ontzettend gewauweld.
En tegen zulke hoge tarieven.
Daar krijg ik op slag huiduitslag van.
Hebbie dat ook nog!
Internet is leuk!
Dat er mensen zijn die bij het zien van een of ander gek oud speelgoedje aan je denken. Dat ze het oprapen en mee naar huis nemen. En dan om je adres vragen.
Nou, daar kan ik erg van genieten :-)
Rood!
Ik ben er mee behept. Ik zie ze. Dingetjes. Binnen, buiten, op het aanrecht, in het bos. Ik kan het gewoon niet laten. Ik vraag me ook wel es af wat je d’r mee moet. Al die dingetjes.
Maar meestal ben ik er heel tevreden mee. Met mijn oog voor het kleine. En als ik niet altijd naar de grond liep te kijken had ik verleden week ook mooi niet het robijntje terug gevonden. Het robijntje uit mijn nieuwe ring, dat ik ineens kwijt was en nergens in huis. Dat je op den duur zelfs in het diepvriesvak gaat kijken. Maar nee.
En de volgende dag lag het buiten voor mijn voeten. Een klein rood dingetje.
Ha!
Hij is nu bij de juwelier, maar als hij terug is zal ik ‘m laten zien.
Eenvoudige soep voor als je niets in huis hebt.
Dat je dan alle kasten opentrekt en het volgende vindt: Een mandje met uien en knoflook. Twee blikken gepelde tomaten. Olie en zout enzo.
Niet te fijn snipperen twee uitjes. Flinke scheut olie in pan met dikke bodem. Uien hoog aanbakken. Meer dan fruiten. En heel hoog hè. Dat je denkt. Oe, gaat dat wel goed. Dan suiker d’rbij. Geloof ik. Eetlepel, iets minder mag ook.
De twee blikken gepelde tomaten openen en alleen het dikke vocht in de pan. Vuur wel iets lager inmiddels. Als het te heet wordt moet je gewoon even de pan van het vuur trekken. Dan koelt het snel af. Heb je de tijd om even een slok wijn te nemen. Zout en peper erbij te doen. Peper uit de molen. Als je de peperkorrels kan vinden. Scheut balsamico.
Hoeft nog niet volledig op smaak te zijn. Er kan altijd bij. Goed. De tomaten even een beetje in blokjes. En ook in de pan. Roeren.
Dat vind ik persoonlijk altijd het leukst van koken. Het roeren. Er gaat iets geruststellends van uit vind ik. En het geeft me een gevoel dat ik weet waar ik mee bezig ben.
Trouwens ik ben zo’n ongeduldig type die eigenlijk altijd alles op te hoog vuur zet, en dan moet je wel roeren.
Shit. Knoflook vergeten. En die moet helemaal aan het begin! Moet je met een breed mes twee teentjes kneuzen en dan met een snufje zout fijn wrijven. Zout was om te binden geloof ik.
Nou die knoflook doe je dus helemaal aan het begin bij de uien. Lekker.
Water. Per blik tomaten een half blik water. Hoppeta. Proeven. Lepeltje uit de afwas opduikelen, even afspoelen. Mmm.
Niet meer suiker. Nog wel een beetje balsamico en een beetje peper.
Ha. De korrels inmiddels ook gevonden. Mooi.
Dit is ‘m. De eenvoudige soep voor als je niets in huis hebt van Sas. Die zelfs ik moet kunnen maken. Op hoog vuur en met veel roeren. Lekker :-)
(Of ben ik iets vergeten Sas?)
Arme schapen.
Het was niet alleen maar een flauw stukje. Ik verwonderde me ook over de intuitieve wijsheid van kinderen. Het viezerestaurantspelletje verdreef namelijk de verveling. De opwinding van het viezewoordenzeggen deed ons bloed weer stromen. Je ging als het ware loom en slapjes dat restaurant in maar kwam er verkwikt en opgewekt weer uit.
Dan kon je weer gaan spelen.
Want wij waren heus echte speeldiertjes hoor. We bouwden hutten. Organiseerden Olympische Spelen voor alle buurtkinderen achter op het grote grasveld inclusief prijzen uit onze eigen speelgoedkist. Of we hadden een grabbelton, die kostte dan een stuiver ofzo. Kon je daarna een goedkope barbie (1 gulden!) kopen bij Galeries Modernes.
En zwerftochten dat we gemaakt hebben. Daar mag menig modern kind jaloers op zijn. Tegenwoordig komen kinderen bijna nooit onbemand de deur uit. Lijkt het.
Naar school worden ze gebracht en gehaald. Daarna naar de club of spelen bij een vriendje. Of ze gaan naar de opvang. De arme schapen.
Naschoolse opvang bestond toen niet.
Was ook niet nodig want onze moeders werkten meestal niet in loondienst. Maar dacht je dat wij thuis gingen zitten. Ammehoela!
Keihard spelen! Dat deden wij.
|