En toen kwam ik er achter dat het lekkerste plekje nu op dit moment ergens tussen de kussens van de bank is. Helemaal donker en helemaal ingebed.
Dan zou ik een propje van een zilverpapiertje willen zijn, van een chocoladeeitje met hele hazelnoot bijvoorbeeld. Zo’n hard ingefrommeld zilverpapiertje tussen de kussens van de bank.
Of nee, of nee,
ik ben de erwt onder de matras van de prinses. Dat is namelijk een heel goed plekje voor een erwt. Je voelt je beschermd door die enorme hoeveelheid matrassen en toch weet je de prinses te raken. Ze kan er niet van slapen zo penetrant weet je aanwezig te zijn. Daar helemaal in de diepte onder die twintig donzen matrassen.
Dat geeft toch een zekere voldoening.
Ik ga hier niet vertellen wie de prinses is en ook niet waarom ik me nu en hier een erwt voel. Tenslotte moet ik ook nog wel eens mensen die hier lezen onder ogen komen hè, en dan wil je niet dat ze je bij de koffie zo onderzoekend aan gaan zitten kijken…..
Neem maar van mij aan dat ik me morgen weer de prinses voel. Op de erwten.
Sta je met je link in de Rails, dat je zo een vermakelijke blog hebt, en dan zit je net in een contemplatieve periode.
Niks vermakelijk.
Ingewikkelde gedachten over tussenruimtes enzo.
Geen touw aan vast te knopen ben ik bang.
Maar deze moet echt nog even.
Want wat is er mooier dan het verschijnsel dat je om je heen juist die dingen ziet die in je eigen wereld leven.
Dus zie ik ineens overal tussenruimtes.
Ik zag dit werk op Art Rotterdam.
Het was een van de dingen die ik me later nog herinnerde.
Dat is altijd een goeie graadmeter vind ik, wat blijft hangen en wat vergeet je meteen weer.
Nou dit bleef dus hangen. Kleine schilderijtjes met zwart wit fotoprints erop. Foto’s van mensen, en de ruimtes tussen die mensen zijn opgevuld met rood borduurwerk.
Weefsels.
Zoals er inderdaad onzichtbare weefsels bestaan tussen mensen. Moet je je voorstellen dat je in een huiskamer bent waar een verjaardag gevierd wordt en dat je dan ineens al die weefsels tussen mensen zou zien.
In het rood.
Poe!
Zo, en dan ga ik nu es even naar de Hema (vermakelijk!) want daar ben ik al in geen twee weken geweest geloof ik. Toedeloe!
Dat kleine stukje rode schoenen, dat ben ik. Het grotere stuk waarop je ook mijn broek en mijn jas ziet, dat is mijn spiegelbeeld. Ik sta tegen de spiegelwand aan. Met mijn hoofd gebogen, en mijn camera er tussengewurmd. Helemaal bovenin zie je een stuk van een soort trapleuning, maar dan zonder trap, misschien heet dat gewoon een leuning, maar wat valt er te leunen op een recht stuk grond denk ik dan, dus het eerste woord dat bij me opkomt is toch trapleuning.
Hoe dan ook. Ik sta daar met mijn kop tegen de spiegel naar beneden te kijken. Naar de ruimte tussen mijn spiegelbeeld en mij. Tussenruimte.
Wat is dat met die tussenruimte vraag ik me af. Ruimte impliceert beweging. Ik bedoel als er niets hoeft te bewegen is er ook geen ruimte nodig. En als iets beweegt, van A naar B ofzo, dan kost dat tijd. Beweging veronderstelt tijd. Tijd op haar beurt veronderstelt ontwikkeling. Een ruimte waarin niets beweegt en dus ook geen tijd voortstrijkt is een vacuum.
Er gebeurt niets.
In tegenstelling tot wat algemeen gezegd wordt is stilstand geen achteruitgang. Stilstand kent geen voor of achter. Geen boven, geen beneden, geen dag of nacht.
Stilstand is leegte.
Maar is die tussenruimte wel zo leeg?
Dat vraag ik me af.
En dan sta ik daar zo.
Zomaar ineens deed hij een mooie observatie.
Ja, zei hij, maar jij ziet jezelf als uitzondering en ik zie mezelf als de norm.
Ik weet niet precies meer naar aanleiding van wat.
Het zal wel over de afwas gegaan zijn ofzo.
Bij ons kunnen de meest simpele dingen soms heel ingewikkeld worden. Dat je op het laatst niet meer begrijpt waar het allemaal om begonnen is.
En hij heeft nog gelijk ook geloof ik.
Hij heeft een eenzijdig perspectief: neemt zichzelf als norm.
Ik heb een meerzijdig perspectief: ik destilleer een norm uit wat me omringt.
Mensen met een meerzijdig perspectief hebben gevoelige antennes nodig.
Als de oogjes van de slak.
Ik hou van de slak.
Om z’n tempo, maar meer nog vanwege de oogjes.
Volmaakte sculptuurtjes.
Gekke beweeglijke knopjes waar je, keer op keer, op drukte om het wonder te zien gebeuren. Snel en traploos terugtrekken en bijna meteen ook weer even soepel uitsteken. Adembenemend.
De ultieme flexibiliteit. Kan niet kapot.
Ik denk dat een slak een meerzijdig perspectief heeft.
Het begint al te wennen. Post uit Canada bedoel ik. De verhalen van mijn broer worden steeds langer, en als het zo doorgaat vrees ik dat we straks meters moeten scrollen om alles te kunnen lezen.
Een website met mijn broer is heel anders dan een website met mijn zus. Vraag me af of ik ook anders doe tegen de een of tegen de ander maar kan dat zelf niet zo goed beoordelen geloof ik.
Ik probeer het altijd zo te doen dat onze stukjes ongeveer even lang zijn, en liefst iets met elkaar gemeen hebben.
Volgens mij is dat best goed gelukt deze keer.
Maar het zou dus kunnen dat ik anders klink.
Dat vind ik een eng idee.
Dat anderen mij kunnen zien in verschillende rollen.
Daarom haatte ik vroeger mijn verjaardag.
Er kwamen mensen uit verschillende werelden die ik niet goed kon verenigen. Die werelden, de rollen die ik daar in speelde.
Tegenwoordig heb ik dat minder.
Ja, natuurlijk ook omdat ik mijn verjaardag nauwelijks vier, ik ben er nog steeds niet dol op, maar vooral omdat ik die werelden dichter bij elkaar heb.
Hè bah, wat een ontboezemingen nou weer. Dat komt door het sijpelen. Ik heb geen zin om naar buiten te gaan.
Het is koud. En wat nog erger is: het is grauw. Niets lijkt fotogeniek.
Maar ik moet. Ik heb net de allerlaatste cracker met het allerlaatste plakje kaas genomen. Het wc papier is op. Er is alleen nog koffie zonder melk. Geen goeie combinatie.
Voor je uit schuiven is een behoefte aan stilstand.
Oblomov is here rot op!
We begonnen altijd met een berg.
Met eindeloos geduld, want kleine handjes, het zand aanslaan. Zodat ‘ie mooi stevig werd. Een betrouwbare berg. Lekker massief.
Bovenop een takje, of een mooie steen.
Soms, als er rode bessen waren versierden we de berg daarmee. Dat hing er een beetje vanaf of je met een jongen of een meisje was. Hoewel ik ook een vriendje had dat met smaak een berg kon versieren.
Eindeloze middagen.
Waarop de zon scheen, of niet.
Die een uur duurden, of zes.
Dat had je niet eens meer in de gaten.
En het mooiste was, het allermooiste was, als de berg helemaal klaar was, de gracht gegraven, de top versierd:
het graven van de tunnel.
Oh!
Dat schrapende geluid van het zand, schjjjjt, schjjjjt, met lange halen, waar het zand natter wordt bijna knerpend.
Steeds dieper, tot je op het laatst tot je oksel in de tunnel zit, je wang tegen de berg aan geplakt.
Dat je er bijna bijna bent, maar toch nog onverwacht het friemelen voelt, die opwindende ontmoeting van de vingers diep in het duister van de berg.
Geluk!
Omdat bijna niemand naar mijn met liefde gemaakte duo plaatjes gaat kijken schrijf ik ook vandaag weer geen stukje.
*gaat zitten mokken*
Het is nog niet helemaal af hoor maar ik heb er genoeg van.
Meestal gaat je ouwe jas je de keel uithangen maar nu hangt die nieuwe me eigenlijk verder de keel uit.
Veel verder.
Dat gedoe met eindeloos opnieuw aanpassen en kijken of het werkt en weer een milimeter opschuiven.
En dan veel te laat naar bed natuurlijk.
Om de volgende ochtend door een klein foutje weer helemaal opnieuw te moeten beginnen.
Oh man!
En nou ben ik al zover op weg dat stoppen ook een beetje zonde is.
Dus ik ga gewoon van start nu.
Of het nou af is of niet.
Als het er al te erg uitziet, moet je het me maar even laten weten.
Of nee.
Doe maar niet ook....
Zo, en nu maar eens kijken of het werkt.
Even een plaatje uploaden.
Ha!
Gelukt.
Mooi,