Ik ben niet gek geworden. En ook niet ziek. Het is gewoon zo gebeurd. Als een soort uitslag.
Ze grijpen om zich heen als een virus.
Stippen binnen, stippen buiten, stippen op spullen en stippen op mijn lijf.
Door alles te bestippen maak ik mijn ontreddering zichtbaar.
Hoe die overal is, dag en nacht, onontkoombaar.
Maar omdat het geen echte mazelen zijn ben ik de baas.
Ik kan ze afwassen.
Overschilderen.
Besluiten ze niet op mijn tafel te doen, maar wel op die kast, die ik toch weg ga doen.
Dat geeft een gevoel van controle.
Een illusie van dingen in de hand hebben.
Zodat ik niet overspoeld word en sterk kan blijven.
Sterk genoeg om te willen leven. Voor twee.
Zoals ik beloofd heb.
Ik wil dat het gezegd wordt:
Thomas is naar de Euromast gegaan heeft een kaartje gekocht, de lift naar boven genomen en is zonder aarzeling naar beneden gedoken.
Het onbekende tegemoet.
Ik was boodschappen aan het doen.
Stond misschien wel bij de pittige kipsalade, waar ik hem nooit meer blij mee zal maken.
Koos misschien net zijn lievelingsbrood.
Wat ik nooit meer hoef te doen.
De eerste weken was ik totaal van de wereld.
Sommige mensen zeggen film, maar dat is geen adequate vergelijking.
In films zijn mensen veel welbespraakter.
Hoe slechter de film hoe beter men uit z’n woorden komt.
Behalve in Pulp Fiction, daar is de welbespraaktheid zo idioot onbijpassend bij de situatie dat het weer geniaal wordt.
Nee.
Als er iets kenmerkend was voor die beginperiode dan was het wel de sprakeloosheid.
Van mij, van anderen.
Inmiddels ben ik weer op aarde.
Mijn hoofd draait op volle toeren. Als je het zou kunnen vergelijken met een archief dan ligt alles uit de kasten.
Of er een orkaan gewoed heeft. En ik zit er tussen.
Ik weet nu dat het echt is.
Dat het onomkeerbaar is.
Mijn lichaam is als een moederpoes die vergeefs haar jongen zoekt.
Rauwe pijn is dat.
Ik zou hier een heel verhaal op kunnen hangen over hoe ik een weekje naar Limburg was. Hoe ik in mijn hoofd alle kasten en laatjes en dozen overhoop haalde en alles bekeek en afstofte en ordende. Ik zou kunnen vertellen hoe ik op zoek was. Naar antwoorden. Naar mezelf. En vooral naar hem.
Of zal ik vertellen dat we zulk prachtig weer hadden?
Ik weet het niet.
Zoek de haas….
(in het fotootje zit een heel mooie bronzen haas verstopt. heb ik perongeluk gevonden. zocht eigenlijk iets heel anders. zo gaan de dingen. je zoekt een antwoord en je vindt een haas…..)
Dus wat moet je doen als je het even niet meer weet?
Precies!
Dat dat even gezegd is.
Eindeloos lopen en denken en denken en denken
en dan iemand bij je hebben met een rode jas.
Iemand die voor je uit kan lopen even het voortouw nemen.
Je weet wel.