Ja, ik wou al aan een ‘ondertussen 4’ beginnen….
Het is een goed teken, dat er zoveel ondertussen is.
Komt voornamelijk door de verhuizing natuurlijk. Die behoorlijk opslokt en waar veel nieuws bij is om me op te verheugen. Echt verheugen.
Ja, dat kan dus.
Maar door al dat gedoe mis ik het dagelijks schilderen van iets. Muren witten is toch heel wat anders. Veel vermoeiender ook. Geef mij maar hagedissen.
Iets wordt een monument dat ik ga exposeren in mei. Gewoon hier in mijn oude huis want daar hoort het.
Alle witgekalkte en bestipte spulletjes staan nu in het achterkamertje waar ik af en toe verlangende blikken in werp.
Soms ga ik er een poosje tussen zitten.
Want het ondertussenlijke leven mag dan wel z’n gang gaan, ik wil niet losraken van mijn gevoel.
Afleiding is raar spul hoor.
Voor je het weet hoor je ineens iemands voetstappen weer.
Toen ik de kamer leeg geruimd had werd ik overvallen door de enorme leegte die er overbleef. Alles in de lege kamer herinnerde aan de spullen die er eerst stonden.
Hier de bank, daar een kast en daar die vlek waar ik toen het kleed voor had gekocht. Ik vond het opvallend en vreemd dat spullen zo een grote gapende leegte kunnen achterlaten, terwijl mensen zo spoorloos verdwijnen als ze dood gaan.
Mensen zijn vluchtig als zeepsop. Een heleboel zeepbellen tegen elkaar aan gekleefd en als je er een doorprikt voegen de overgeblevene zich direct weer aaneen. Alsof het altijd zo geweest is. Geen gat, geen leegte, niets dat nog herinnert aan die ene zeepbel.
Soms heb ik het gevoel dat ik nooit een zoon gehad heb zo volkomen is hij uit mijn fysieke leven verdwenen. Ik doe geen boodschappen voor hem, ik was zijn kleren niet, in het nieuwe huis is er geen kamer voor hem.
Aan de andere kant is hij voortdurend en prominent aanwezig in mijn gedachten. Reden genoeg om niet aan zijn bestaan te twijfelen, zou je zeggen.
Maar dat is niet helemaal waar. Wat in mijn hoofd zit is niet perse echt. Technisch gesproken zou ik hem verzonnen kunnen hebben. Het zijn de dingen - snippers van zijn bestaan, ingepakt in witte dozen - die het bewijzen. Als een zorgvuldig bewaarde standaardkilo waar ik zijn echtheid aan kan ijken.
Maar misschien zit er nog wel iets tussen. Tussen zeepbellen en standaardkilo’s. Misschien is de afwezigheid van Thomas geen lege plek, zoals spullen die achterlaten.
Mijn nieuwe leven is een leven zonder hem. Er is geen ruimte waar hij in zou kunnen passen.
Dat zou ook niet goed zijn. Hij komt niet meer terug.
Maar helemaal verdwenen is hij ook niet.
Hij bestaat nog wel maar anders. In alles wat ik doe en alles wat ik denk is hij aanwezig.
Mensen maken geen lege plekken als ze weg zijn, ze krijgen een schaduwbestaan in de hoofden van hun nabestaanden.
En in hun hart is de zon die ze zichtbaar maakt.
Ik zou al bezig moeten zijn met inpakken en me geestelijk voorbereiden op de aanstaande verhuizing. Maar in plaats van op te ruimen en weg te gooien komen er elke dag dingen bij.
Dingen die ruimte innemen.
Zonder het ooit zo te bedenken, daar ben ik van huis uit te nuchter voor, is het uitgegroeid tot iets.
Het verdriet is stiller geworden. Niet minder.
Van radeloze stippen naar koele hagedissen tot een bedacht ‘alles wat in het iets past’.
Als het huis straks leeg en ontmanteld is maak ik een uitstalling.
In volle rood wit zwarte glorie.
En wie weet wat ik er nog bij verzin.
Het geeft een goed gevoel.
Dat ik iets kan doen.