Ik ben een zogenaamde thuispoepert. Wie dat ook is weet wat dat betekent. Op vakantie, onderweg, een dagje uit. Het betekent allemaal een verstoring van het ritme.
Het kost me altijd veel tijd om ergens zo thuis te zijn dat ik op mijn gemak kan. Zelfs op het museum, waar ik toch drie dagen per week doorbreng ben ik volgens mij nog nooit geweest.
Ik zal er verder niet te diep op ingaan, het tot in detail bespreken van de eigen ontlasting is een veeg teken. Waarvan precies weet ik niet maar ik herinner me levendig m’n oude buurman, die kleur en samenstelling van zijn poep graag aan me mee deelde bij het ochtendpraatje. Het maakte niet uit hoe vaak je het gesprek op het weer bracht, toch ook een favoriet onderwerp, of op de kleinkinderen, het draaide altijd weer op stront uit.
Enfin.
Ik heb best veel geduld met mensen.
Inmiddels leeft de lieve man niet meer. Je moet er toch niet aan denken dat je ooit posthuum als over poep zeurende oude vrouw herinnerd wordt.
Geen details dus.
Maar hier, in het nieuwe huis heb ik er ook last van.
Ik woon hier wel, en ik heb hier ook wel gepoept maar van harte gaat het nog niet.
Net of ik op vakantie ben.
Verbazing wel, toch, toen ik vanmorgen in mijn oude huis was.
Ontmanteld, met stof in alle hoeken, weggerukt tapijt.
Niet dat je zegt thuis.
Maar binnen vijf minuten zat ik heerlijk te kakken.
Omdat ik wittebenenvrees heb had ik van dat spul gekocht. Je wordt er geleidelijk aan bruin van had S. me verzekerd, en dat het heus niet zo onnatuurlijk oranje werd. Of vlekkerig.
Nou.
Oranje werden ze zeker niet.
Ook niet bruin trouwens.
Het enige dat een beetje goorbruin kleurde waren mijn teennagels…..
(ja, je moet toch ergens beginnen met weer es een ditje of een datje)
Gek eigenlijk hoe de afwezigheid van iemand je zo voortdurend bezig kan houden.
Niet dat zijn aanwezigheid me niet ook al erg bezighield.
Drama’s van omvang hebben meestal een voorgeschiedenis.
Voorgeschiedenis is iets wat je achteraf vaststelt maar toch precies zo benoemd moet worden.
Geschiedenis dat is als het belangrijkste al voorbij is.
Alles wat voorbij is is natuurlijk geschiedenis, maar alleen de scharnierpunten noemen we echt zo. De rest vergeten we gewoon.
De hardnekkige moed die ik erin hou is trouwens minder bewonderenswaardig dan je zou denken hoor.
Ik moet gewoon wel.
Anders krijgt de boebas me te pakken.
Je weet wel, de boebas, die woonde in de sloot.
Die je aan je benen naar beneden zou trekken en je voor eeuwig mee de modder in zou zuigen.
Zodat je het wel uit je hoofd liet om ook maar in de buurt van die sloot te komen.
En toch!
Die boebas zoog zich vast in mijn gedachten.
Hoe kon ‘ie daar leven in de diepte. Hoe groot zou ‘ie zijn. En wat deed ‘ie eigenlijk met al die weggezogen kindertjes?
Kortom.
Ik wou die boebas wel ‘s zien.
Dus ik naar de sloot.
Toen ik niets zag deed ik mijn ene schoen uit en mijn sok.
Centimeter voor centimeter liet ik mijn voet in het water zakken. Ik weet nog dat ik bang was maar ook teleurgesteld toen er niets gebeurde.
Tot ik de bodem raakte en zachte modder mijn voet omsloot.
IJlings trok ik mijn voet terug.
Razend kloppend hart.
Sindsdien weet ik: De boebas bestaat.
Hij woont in je hoofd en hij zuigt als een Miele.
Maanden was ik bezig met verhuizen.
Eerst alleen in de geest, want het duurde zo lang voor het opgeleverd werd.
Ik schoof met gekleurde stukjes papier in imaginaire ruimtes.
(Eens te meer bleek hoe gebrekkig mijn fantasie is.
In het echt is het veel mooier.)
Later vooral in het lichaam, want door al het geklus en gedoe bleef er niet veel geest over.
Geen tijd om ergens bij stil te staan.
Kompas richting noorden en varen maar.
Wat op zich een goede staat van zijn is.
Maar voor een huismus (die denkt dat ze een zeekomkommer is) niet lang vol te houden.
En ineens ben ik klaar.
Hier woon ik.
Nu.
Ik herken mijn bestek, mijn bank en mijn computer.
Verder is zo’n beetje alles nieuw&verbeterd.
Het leven na de dood kan beginnen.
Gisteren stond ik voor de deur van mijn oude huis.
Morgen komt de loodgieter.
Het keukenblok komt hier tegen het gele muurtje.
Ook het voorhuis is zo goed als klaar.
Zaterdag gaat het gebeuren.
Ik heb dan tientallen liters verf, een pond albastine, en voor honderden euro’s aan ander spul van de bouwmarkt verwerkt tot een prettig leefbaar appartement.
Minstens twintig tochtjes naar zeker Zweeds woondinges hebben de nodige frisse spullekes opgeleverd.
Ik zal uitzicht hebben op de Maas.
De Euromast verschuilt zich ter hoogte van dit uitzicht precies achter een flatgebouw.
Tegen het eind van weer een avond klussen ben ik soms zo moe dat ik een poosje vergeet aan Thomas te denken.
En dan op weg naar huis komt vanachter de torenflat dat onding tevoorschijn.
Als een stomp in mijn maag.
Hallo.
Alles gaat goed.
Hier komt de keuken.
Daaag.