Hoe dan ook, dat je slechts na aandringen informatie over je gebit krijgt is toch raar.
Nu denk ik dus dat mijn tandarts kapot is.
Dat hij nog wel schoonmaakt maar niet meer boort ofzo.
Ik moet een nieuwe hebben!
(En dan niet weer een jaar wachten, want dat schoonmaken doet verrekte zeer op die blote tandhalzen.)
Nu ik erover nadenk is dat (van dat tandsteen) ook precies wat er met geestelijke pijn gebeurt.
Soms lijkt het alsof de scherpe randjes eraf gaan.
Maar dat is helemaal niet zo. Er groeit een soort tandsteen op de open plekken.
Uit bescherming. En op precies dezelfde wijze is het belangrijk het er af en toe af te schrapen.
Waardoor de pijnplekken bloot komen te liggen en dat het zeer doet. Maar dat je toch heel bewust moet doen, omdat anders je geestelijke tandvlees zich steeds verder terugtrekt.
Gelukkig heb ik voor het wegschrapen van mijn geeststeen niemand nodig.
Niet dat ik tegen psychologen ben (sommige van mijn beste vrienden enz.) maar je weet nooit of je niet tegen een kapotte oploopt.
Zo eentje die wel boort maar niet schoonmaakt ofzo.
Heb je dat er ook nog bij…..
(Al is dat niet de reden dat ik geen psychologische bijstand heb gezocht, hoor. Ik had het gewoon te druk met overleven.)
Het wordt tijd voor weer ‘s wat gezelligs hier. Daarom heb ik in mijn wijsheid besloten om over mijn tandartsbezoek te vertellen.
Jaaa.
Ik ben geweest.
En ik had niet eens gaatjes.
Maar ik weet niet zeker of de tandarts mijn gebit nu eigenlijk wel gecontroleerd heeft.
Ik had sterk de indruk dat mijn gebit hem hoegenaamd niets kon schelen en dat hij eigenlijk alleen tandarts is geworden om in elk gesprek dominant te kunnen zijn.
Hij begint met praten zodra je binnenkomt en houdt niet op.
Zelfs als je al met je jas aan en de deur open staat wil hij je nog vertellen dat de wereld vergaat en op welke website je dat kan lezen.
Maar geen woord over je gebit.
Al die tijd niet.
Vandaar mijn wantrouwen.
Deze keer ging het over onverzekerden, Barendrechters die hun vuilnis in Rotterdam lozen, 11 september en de Mossad en hoe wij automobilisten daar voor op moeten draaien en dat uiteindelijk, uiteindelijk de grote familie Rockefeller daar achter zit.
Kortom.
Er was geen touw aan vast te knopen.
Ademloos luisterde ik.
Niet uit interesse, maar door het concentreren op zijn er is een complot gaanderige geklaag deed het eindeloos schoonschrapen van mijn gebit niet zo’n pijn.
Ik heb namelijk nogal last van tandsteen.
Iets met terugtrekken van het tandvlees (en een jaar overslaan natuurlijk).
De natuur heeft het zo geregeld dat zich op de vrijkomende tandhalzen tandsteen ontwikkelt.
Om ze te beschermen.
En de tandarts haalt dat er dan steeds af.
Stom zeg ik.
Maar hij zegt dat het nodig is omdat het tandvlees zich anders steeds verder zal terug trekken.
Dus zijn wij, de tandarts, de tandhalzen, het tandsteen en ik in een poreuze cirkel terecht gekomen.
Gezellig hè?
(morgen verder)
er was troost in het witkalken van dingen
het monotoon zetten van stippen
of misschien was het geen troost
ik werd er door geabsorbeerd
het was goed om ergens door geabsorbeerd te zijn
anders dan door verdriet en verlatenmoederpoezenpijn
het zou niet best zijn als dat nu nog zo was
er komt een punt dat een mens haar kwasten moet uitspoelen
een boterham eten
een wandeling maken
naar haar werk gaan
haar leven leven
want als je niet meegaat met het leven dan moet je er tegenin
en dat wilde ik niet
perse niet
maar de poes in mij had er mee door willen gaan
altijd en altijd
kamer voor kamer vullen met gestippelde dingen
en als mijn huis volledig bestipt en beschilderd was zou ik naar buiten gaan
ik zou de auto’s wit schilderen met grote rode stippen
en de huizen en de stoep
en het water van de Maas zou zwart zijn
Elke ochtend, vroeg in de dag, fiets ik er langs.
Langzaam om voluit te kunnen genieten.
De zaal ligt er verlaten bij.
De machines bevroren in licht.
Soms zie ik mensen van de schoonmaakploeg.
Ze vegen met brede bezems en lange lijzige halen.
Lome bewegingen die de bewegingloosheid schijnen te benadrukken.
Alles wacht af.
Straks stroomt het vol hier.
Een druk op de rode knop zet alles in beweging.
De objecten knarsen, kinderen joelen, onderwijzers trachten de boel in het gareel te houden.
Het leven leeft.
Maar nu nog niet.
Nu is het stil.
Morgen is de laatste dag van de tentoonstelling.
Ik was van plan hem te zien.
Maar ik denk dat ik dit beeld, van die stille Tinguely in de donkere ochtend, niet wil overschrijven. Ik hou van de stilte die veel belooft maar niet te veel.
Ik hou van de mensen met de bezems die geruisloos heen en weer bewegen in de helderverlichte zaal.
Het is een toneelstuk maar alleen voor wie het opmerkt.
Ik zal het missen straks.
Sodezju zeg.
Wat ben ik moe.
Misschien was het toch een beetje overdreven om het hele weekend vol te proppen met betekenisvolle activiteiten. Ik kan amper rustig zitten om es even een gedachtetje uit te spinnen.
Terwijl een kind weet dat juist de onzinnige bezigheden de beste ontspanning opleveren.
Een uur lang naar de langs het raam glijdende regendruppels kijken bijvoorbeeld.
Je verwonderen over hoe ze om elkaar heen kronkelen, af en toe haperen en dan weer snel verder roetsjen.
Dat er steeds nieuwe druppels komen die steeds andere weggetjes nemen.
En dat ze allemaal in hetzelfde plasje eindigen.
Onderaan het raam.
Wanneer komt het daar nou nog eens van, dat je dat doet?
Nooit natuurlijk.
Terwijl er toch druppels genoeg zijn zou je denken.
En het toch ook meteen weer een goed besef geeft van hoe de verhoudingen ook al weer liggen in het leven.
Gek eigenlijk.
Dat ik een stom stukje schrijf over mijn gebit terwijl ik in feite heel erg verdrietig ben door een perongeluk gevonden foto.
Ik kwam ‘m tegen op de cd ‘oud werk’ waar ik in zat te bladeren om weer contact te maken met de dingen die ik deed.
Vroeger.
Toen ik ook al niet meer jong was, maar in een bepaald opzicht wel onschuldig.
Toen de worm nog niet in zijn hoofd woonde en de dingen heus niet van een leien dakje gingen, maar toch echt niemand had kunnen bedenken dat het zo zou aflopen als het afliep.
Ik schrok er van.
Hoe lief en fris hij er nog uit zag.
Zijn ogen helderder dan ik ze zijn laatste tijd gezien had.
Gewoon een jongen.
Met een leven voor zich.
Waarin gevallen zou worden en dan weer opgestaan.
Zoals dat gaat in levens.
Maar dat was toen.
Nu is nu.
En alles is veranderd.
Bij vallen hoort geen opstaan meer, maar dood.
Zat ik me net af te vragen. Hoe zou het eigenlijk zijn met slecht onderhouden gebitten?
Kan je daarvoor ook in de hel komen?
Ik dacht er aan, omdat ik nodig naar de tandarts moet en dat om mijzelf onbekende redenen steeds maar uitstel.
Sommige mensen roken, of ze eten te veel en te vet.
Maar ik ben altijd een oppassend mens geweest.
Toen ik een piepje in mijn longen hoorde ben ik meteen gestopt met roken.
Ik eet niet echt matig maar nooit overdadig.
Drinken doe ik graag maar zelden meer dan twee glaasjes per drankgelag.
Tel daar bij op: twee keer per week naar de sportclub en twee ons groenten per dag.
Dat is toch bijna voorbeeldig onderhoud te noemen.
Alleen mijn gebit.
Dat is een ontwikkelingsgebied.
Altijd geweest.
Soms met goede moed twee keer per dag poetsen. Gedurende lange tijd zelfs twee maal per jaar tandartsbezoek.
Maar sinds verleden jaar ligt mijn gebit er weer verwaarloosd bij.
En ik weet niet waarom.
Waarom het zo’n moeite kost.
Misschien is al het verzet tegen mijn realiteit daar in gaan zitten. Het enige gebied waar ik mijn kont tegen de krib gooi.
‘ik doe het niet ik wil het niet kan mij het schelen ik heb toch een rotleven’
Morgen maar es even de tandarts bellen.
Geheel in the mood van mijn thuisverbetering kocht ik een paar planten. Die had ik ook nog niet. Ik hou er wel van maar ik verzorg ze niet goed. Het begint hooggestemd met om de drie dagen water geven en het eindigt meestal in een soort bonsaiwoestijn.
Ik ben wel es bang dat ik daar voor nog eens in de hel zal belanden. En dat ik dan heel wat miniwoestijnen te verantwoorden heb.
Terwijl ik niet eens gelovig ben hè!
Maar ik heb ook nog wel wat ter verdediging aan te voeren hoor. Het komt heus niet alleen maar doordat ik laks ben. Het komt ook gewoon omdat ik er de schoonheid van inzie als dingen op hun retour zijn, of zelfs afgeschreven. Sterker, vaak vind ik ze dan op hun mooist.
Zo gebeurt het dat ik thuiskom, het blakende groen hup hup een plaatsje geef, en me vervolgens een uur lang vermaak met de blaadjes (klik!) die onderweg gesneuveld zijn.
Dat moet toch in mijn voordeel spreken. Zou ik denken.
Tenzij Hij niet van roze houdt natuurlijk.
Dan ben ik pas goed de sigaar.
Wat niet gesleten is in de loop der weblogjaren is het ‘fijn voor je opoe’ gevoel dat ik vaak heb bij het plaatsen van mijn stukjes. Wie zit er nou te wachten op plaatjes van mijn keukentafel. Of wat ik daar eventueel over te vertellen heb?
Niemand natuurlijk.
Toch ben ik nooit gestopt met het plaatsen ervan.
Al die tijd heb ik voor ogen gehouden dat zolang ik iets prijsgeef, iets dat er toe doet, oprecht is, ook al is het nog zo klein, dat het de moeite waard is.
Toen Thomas van de Euromast dook schreef ik ook daar over.
Aanvankelijk beschroomd maar uiteindelijk vond ik het belangrijk om open te zijn, en niet naar binnen te keren. Ik geloof dat dat een van de beste beslissingen is geweest die ik ooit genomen heb.
Dat, en het schilderen van stippen en hagedissen.
En nu wou ik het dus es over mijn tafel hebben.
Toen ik hier kwam wonen verleden jaar april ofzo besloot ik geen eettafel te nemen. Ik eet toch bijna nooit thuis. En anders heb ik altijd nog de eetbar in de keuken.
Met twee banken en een groot bureau was mijn mooie ouderwetse kamer vol genoeg. Het was open en ruimtelijk met veel wit. Heel schoon en helder en fris. En zo netjes. Geen samenraapsel van allerlei meubeltjes. Geen overvolle kamers. Net echt.
Het heeft geduurd tot het gat in de tijd tussen kerst en oud en nieuw voor ik doorhad dat ik een tafel miste.
Dat ik nooit meer op kleine briefjes verhalen zat te schrijven. Krabbeltjes te maken. Dingetjes in elkaar zat te frommelen.
O, ik had op zolder wel een ateliertje ingericht hoor. Maar ik kwam er niet graag. En als ik er kwam lukte er niets.
Ik dacht dat het door mijn werk kwam, waar ik het steeds maar drukker heb gekregen. Of dat er na de stippen eigenlijk geen noodzaak is geweest.
Totdat ik een paar dagen geleden besloot dat ik nu eenmaal een frommelaar ben. En dat ik dus een tafel moet hebben, en een kast met spullen om te frommelen. Met tegenzin schoof ik de banken naar elkaar toe en maakte plaats. Op zolder duikelde ik een tafelblad en -poten op. Ik schoof de boekenkast heen en de boeken weer en toen gebeurde het. Mijn huis werd ineens drie keer meer mijn huis.
Wat een ontdekking! Ik wist niet eens dat het daar aan lag dat mijn nieuwe huis nog steeds niet helemaal mijn nieuwe thuis was.
Ik ben er helemaal van opgefleurd en, ik zweer het je, mijn haar zit ook veel beter sinds. Gek eigenlijk dat ik me zo heb laten leiden door een idee van ruimte in plaats van die ruimte te benutten.
Tot zover de beloofde tekst.
Eerlijk gezegd vind ik de plaatjes leuker…...