In het Kralingse bos heb je een fietspad dat het Gazellenlaantje heet. Daar begint het al mee, met zo’n naam die gezwindheid veronderstelt.
En schoonheid.
Het is een pad van een kilometer of twee in het rustige deel van het bos. Stil en met precies genoeg begroeiing om je het idee te geven dat je in een bos bent, en niet in een stadspark.
Het lijkt ook of de luchtweerstand er minder is.
Fietsen daar is soepeler dan ergens anders.
Op warme dagen is het er koel.
Op koude dagen is het beschut en duister van weemoed.
Een fijn pad dus, dat altijd te kort is, maar waarvan je weet dat als het langer was de betovering verbroken zou zijn.
Maar het mooiste is: het Gazellenlaantje in het voorjaar.
Wanneer je kans hebt dat de zon schijnt.
Er een zacht windje door het ontluikend groen waait.
Op het pad verschijnen de prachtigste tekeningen.
Wuivende schaduwen, grijstinten, van hard tot fluweelzacht.
Een schitterend feest van vorm en beweging.
Alsof je in een tekenfilm fietst.
En je zou willen dat het eeuwig kon duren.
Ik moest er gisteren aan denken toen ik mijn oude buren in de supermarkt zag.
Rond de veertig zijn ze.
Ik ken ze al vanaf dat Thomas geboren werd.
Zij dik en eeuwig slecht gehumeurd.
Hij dun en zelfs als je hem alleen ergens tegenkomt maakt hij nog een opgejaagde indruk.
Grote kar vol boodschappen.
Zij mopperend.
Hij redderend.
Ik kreeg het er benauwd van.
Van de geslotenheid van hun leven, dat ze niet uit kunnen breken.
In het zelfde bos heb je ook een Mollenlaantje.
Daar doen ze mij aan denken.
Alsof ze altijd maar onder de grond moeten fietsen.
Mijn schoenen uitgeschopt en heel eventjes op bed.
Maar wanneer Nico me roept weet ik niet goed meer welk deel van de dag dit is.
Even zoeken…
Ik heb m’n kleren nog aan en Nico die hard roept.
Oja.
Eten.
Ik waggel naar boven en kruip aan tafel.
Zwijgend schuif ik mijn eten naar binnen.
Trek heb ik.
En van de wereld ben ik.
Mogelijk werk ik soms te hard.
Of ga ik wel ‘s te laat naar bed.
Misschien ook niet iets voor elke dag, deze zwijgende lichamelijke hunkering naar slaap en voedsel.
Maar voor nu best een goeie staat van zijn.
Moe tot in m’n tenen.
Eten voor m’n neus.
En geen gedachten meer.
Lekker!
Ze hebben een manshoog bronzen beeld op de Euromast gezet.
Heb je ‘t al gezien?
Ik schrok me kapot een paar weken geleden.
Ik had er eerder al een zien staan bij de Kunsthal in de berm dus was er snel achter waar het om ging.
Maar toch.
Een paar dagen later zag ik er ook een staan op het Erasmus Medisch Centrum.
Ik vind het echt schokkend.
Een nachtmerrie bijna.
Dat er zomaar ineens op hoge gebouwen van die duistere figuren kunnen staan.
Had ik al eens verteld over mijn persoonlijke Bermudadriehoek? Waar ik elke dag langs fiets?
Het Erasmus MC, toen nog Dijkzigt, waar Thomas geboren is.
Een eindje verderop de gesloten afdeling van het Erasmus, waar hij een paar dagen heeft gezeten. En waar hij volgens mij het plan heeft opgevat om van de Euromast te springen.
Aan de overkant, er tussen in als het ware, de Euromast waar hij de dood vond.
Af en toe verlies ik mezelf daar onderweg naar mijn werk.
Nu staan er op twee hoeken van die mannen!
Hoog en van verre al zichtbaar.
Kijk.
Het zijn natuurlijk maar beelden, metaforen eigenlijk.
En daar kan je alle kanten mee op.
Het is niet persoonlijk, maar eigenlijk ook wel.
Het is naar nachtmerrieachtig, die roerloze gedaantes op die daken.
Ik kan het ook positief zien.
Deze mannen springen niet.
Daar gaat een soort geruststelling van uit.
Een soort bevriezing in de tijd.
Alsof het nooit gebeurd is.
Maar het is natuurlijk wel gebeurd.
Inmiddels heb ik de beelden van Antony Gormley van dichtbij bekeken. Ze liggen binnen en buiten bij de Kunsthal en ik fiets er elke dag langs.
Ik noem het de ‘lijkentuin’.
In zo’n geval is het credo: altijd het hol van de leeuw ingaan, hem in de ogen kijken, en overwinnen!
En zo geschiedde.
Ik hou niet van dit werk.
Het is me te grof, te lomp, te grauw.
Ik hou van kunst met lucht en humor en pijn mag daar ook best bij, maar niet louter.
Enfin.
Dit oranje ding beviel me wel.
En ik heb niet meer zo’n last van de man op de Euromast.
(ik ben bang dat ik mijn belofte vandaag niet na ga komen. ik wil wel, maar ik heb nou al drie keer een ander stukje gemaakt. en ook weer weggehaald. ik kan natuurlijk wel gaan vertellen van de ontroerende liefdesverklaring die ik vandaag kreeg. maar om nou alle bijzonderheden in geuren en kleuren te vertellen. hoe zijn bruine ogen de mijne zochten enzo, en die man te kijk te zetten, dat vind ik dan toch weer een beetje ver gaan. nou, en dan was er nog een akkefietje aan de telefoon maar daar heb ik nu geen zin in. en die duif, die in de boom een nest bouwt, daar heb ik het later nog wel over. als ik besloten heb of ik die nestpoging nou moet verijdelen of niet. want duiven zijn vies. maar ze doet zo haar best en het nest is zo slecht. alsof ze niet goed weet hoe je dat eigenlijk doet. en dan zie ik dat getob en kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om haar weg te jagen. maar nu moet ik echt naar bed hoor. ik ben moe. en trouwens ik ben ongesteld geworden ook, dat hakt er ook altijd wel in. dat wil ik overigens best in geuren en kleuren vertellen, maar dat gaat dan weer over mezelf. en het is ook het soort intimiteit waar niemand iets over wil weten natuurlijk. ik hoor bij wijze van spreken de kreten van afschuw al. blijf ik alleen wel een stukje schuldig…..)
Dus dan beloof ik een nieuw stukje.
En dan moet ik dat nog gaan doen ‘s nachts om tien voor twaalf.
Tja.
Ik zou natuurlijk mijn schouders op kunnen halen.
Sommige mensen zijn daar tamelijk achteloos in.
Ze doen makkelijk beloftes en vervolgens komen ze er door allerlei omstandigheden even makkelijk niet toe om ze in te lossen.
En ze worden altijd, of meestal dan toch, vergeven.
Maar ik ben van nature plichtsgetrouw en een belofte niet inlossen levert in mijn systeem een zekere onrust op.
Dus los ik ze in.
Toen ik eerder deze avond iemand vroeg waar ik het nou toch ‘s over zou hebben kwam dit niet ter sprake overigens.
Het ging erover of ik het nu altijd over mezelf moest hebben…..
Nou.
Ja.
Niet noodzakelijkerwijs natuurlijk.
Maar het is wel een onderwerp waar ik wat van af weet.
Vanwege mijn gevoeligheid ben ik snel uit balans.
Daarom is het zaak om steeds goed te meten wat ik voel en waarom.
En als ik het niet weet dan sla ik acuut aan het analyseren. Niet uit overmatige interesse in mezelf, maar puur om mijn evenwicht te bewaren dus, ben ik navelstaarder eerste klas.
Trouwens, ik ben zelf altijd erg nieuwsgierig naar hoe anderen van binnen zijn.
Die buitenkant, dat geloof ik allemaal wel.
Meestal is het een heel gedoe van indrukwekken, waar ik toch nooit intrap.
Wat ik wil weten is: hoe zijn ze nou echt?
Hoe voelen ze zich?
Hoe reageren ze op verraad, op geluk, op verwarring?
Daarom probeer ik altijd een stukje van mezelf prijs te geven.
Dat lijkt soms op egocentrisme, maar voor hetzelfde geld noem je het mededeelzaamheid.
Toch een van de kenmerken van de mens als sociaal georienteerd wezen.
Maar goed, ik ben ook de rotste niet hoor.
Ik doe gewoon ijskoud weer een belofte:
Morgen weer een nieuw stukje, en niet over mezelf.
(Daar krijg ik nog spijt van dus.)
Zo mensen.
Daar ben ik weer.
Altijd als ik een poosje niet geschreven heb wordt het met de dag moeilijker weer te beginnen.
Eerlijk gezegd was het ook wel lekker rustig even.
Maar de bezoekersaantallen beginnen nu wel erg te slinken.
En een portie aandacht zo op z’n tijd, daar vaart een zeekomkommer ook wel wel bij.
Vanaf heden weer met enige regelmaat hier te vinden dus. Al weet ik begod niet waar ik het ‘s over zal hebben.
Lees daarom om te beginnen de Post uit Canada maar.
Met een bijdrage in het Nederlands van mijn Canadese schoonzus, waarvoor hulde!
Morgen weer iets nieuws.
(Methode ‘stok achter de deur’, werkt altijd!)