Ik heb de gestippelde schoenen aangetrokken en ben er op gegaan.
Kaartje gekocht de lift in gestapt naar boven gezoeft.
Gekeken.
En nog eens gekeken.
Vol ongeloof en met pijn in mijn buik en pijn in mijn hoofd.
Maar ook bevrijd.
Ik ben er geweest.
Ik heb het gezien.
Het is een draak en ik heb hem beklommen, met mijn mes tussen mijn tanden.
Al had ik dat niet nodig.
Ik ben er nog.
Ja.
Ik ben er nog.
Nou, ik ben d’r nog hoor.
Levenslust en tranen met pijpestelen gaan heel goed samen, heb ik gemerkt.
Verleden week aan het water in het park kwam er een zwaan naar me toe.
Toen hij vlak bij me was leek hij even te kwispelen.
Hij knabbelde aan mijn broek en ik bleef muisstil zitten.
Dacht aan dit gedicht.
Moeder en zoon
Er is ergens een vijver, schrijft Ovidius,
die ooit een moeder is geweest
‘zij smolt weg in tranen’, rouwend
om haar dood gewaande zoonmaar hij leefde nog - hij had de dood gezocht
door van een rots te springen, maar hij viel niet,
in de woorden van Ovidius: ‘zwevend werd hij
in de lucht een zwaan met witte veren’.Die dingen gebeurden toen - soms was
de werkelijkheid zo ondraaglijk
dat er gebeurde wat niet kon.Dit is alles wat wij weten: moeder en zoon
herenigd - je ziet in gedachten hoe een witte zwaan
wordt gewiegd door een vijver en je vraagt:
zou die vogel de rouw kennen van het water
en zou het water weten wie het wiegt.Rutger Kopland - uit “Een man in de tuin”
Ik geloof niet dat Thomas een zwaan is geworden.
En deze zwaan zwemt even enthousiast naar een ieder die in de buurt van het water komt.
Gewend aan het krijgen van brood en ander lekkers.
Maar de gedachte was mooi.
Heel mooi.
Het verbaast me steeds weer hoe krachtig metaforen zijn.
Hoe ze verschuiven van het een in het ander.
Een wolk vol heilzame betekenissen.
Je moet er alleen niet op willen lopen.
Met je groene schoene…..
Ik hoor de sirenes.
Onraad!
Het is weer september.
September is de maand van mijn verjaardag.
En de maand van Thomas’ dood.
Ik wil eigenlijk dat het nooit meer september is.
Of nee, eigenlijk wil ik terug naar augustus 2006.
En dat dan de dingen een andere loop nemen.
Als in Lola rennt.
Maar ik ben Lola niet.
Ik ben een zeekomkommer, en die kunnen wel rennen, maar alleen vooruit.
Alsmaar vooruit.
En dan ben ik nog blij dat het me gelukt is om in beweging te blijven. Omdat er iets in mij stil wilde blijven staan.
Nooit meer bewegen.