Later is zo onderhand wel aangebroken nu.
Dat weet ik ook wel.
Maar ik heb het zo druk als een klein haasje.
En nog geen internet.
En dan denk je, ach dat doe ik tussendoor wel ‘s op m’n werk.
Maar al het tussendoor is opgevuld.
Met eh ja, van die dingen die je tussendoor doet.
Faxjes versturen, telefoontjes plegen, boodschapjes doen.
En dat is ook precies wat verhuizen zo vermoeiend maakt.
Dat er geen tussendoor meer is.
Enfin.
Dan toch weer later verder.
Als er weer tussendoor is.
(Of als ik weer kan internetten. Wat misschien ook wel een soort tussendoor is. Maar daar moet ik nog even over nadenken.)
Vannacht droomde ik voor het eerst over de Euromast.
Iets waar ik lange tijd voor gevreesd heb.
Maar het was niet eng.
Ik ging er op met iemand die ik net had ontmoet.
Hij schreef achterstevoren woorden in kleine schriftjes.
Dat was de reden dat hij me aantrok denk ik, en waarom ik hem vroeg met me mee te gaan.
Eerst liepen we tegen de richting op de snelweg.
Daarna stonden we in de lift.
Eenmaal boven verloor ik mezelf in een enorme drukte.
Het leek goddomme de metro op een maandagochtend wel.
Totaal gedesorienteerd en onverrichter zake ging ik weer naar beneden.
Even later werd ik wakker.
Precies zo ongeveer was het (behalve die drukte dan, want in tegenstelling tot de metro is de Euromast erg rustig op een maandagochtend).
Mijn beklimming van de Euromast.
Ik denk dat ik niet eerder had moeten gaan, maar ook dat het erg goed is geweest om te doen.
Hoewel ik er niet vond wat ik zocht kwam ik er als overwinnaar van af.
Ik wilde het al heel de tijd doen, omdat het zoiets is dat je wilt doen. De laatste stappen die iemand heeft gemaakt nabeleven.
Je proberen te verplaatsen.
Weet ik veel wat je je daar precies allemaal bij voorstelt.
Nou.
Dat is dus niet gelukt.
Ik kwam niet dichter bij Thomas’ laatste ogenblikken.
Domweg omdat het onvoorstelbaar is.
En blijft.
Ook als je in de lift staat.
Ook als je in de diepte staat te staren.
Wat er in iemand om moet gaan om met een aanloop over de rand te duiken.
(later verder)