Het is vijf uur in de ochtend en ik lig wakker van mijn werk.
Dat vind ik een goed teken.
De laatste paar keren dat ik wakker lag namelijk, dacht ik dat er een krokodil onder mijn bed lag.
Mijn vriend Buster stak zijn hoofd over de rand van het bed en zei dat er helemaal geen krokodil lag.
Buster is een man.
Maar dat had je al begrepen natuurlijk.
Die denkt dat als je geen krokodil onder het bed ziet dat er dan ook geen krokodil is.
Tsssk.
Niets is echter dan een denkbeeldige krokodil.
Dat weet een kind.
Een gewone krokodil kan je tenminste nog zien.
Je weet waar die zit, je kan zijn omvang inschatten en desnoods in een ander bed gaan slapen.
Zo eenvoudig.
Maar dan een denkbeeldige!
Je hebt geen idee vanuit welke hoek hij je aan zal vallen.
Als je van bed verhuist, verhuist ie gewoon met je mee.
Sterker.
Een denkbeeldige krokodil kan absurde proporties aannemen.
Voor je het weet ligt de krokodil niet onder je bed, maar staat je bed onder een reusachtige krokodil.
Dan ben je mooi in de aap gelogeerd.
Apen zijn trouwens heel wat comfortabelere vijanden.
Die komen gewoon uit de mouw.
En als je een beetje bijdehand bent zie je ze nog van te voren aankomen ook.
Maar goed.
Ik dwaal een beetje af geloof ik.
Buster en ik, wij hebben ‘s een paar fijne gesprekken over krokodillen gehad.
De denkbeeldige krokodil is verdwenen.
Denkbeeldige krokodillen kunnen er namelijk helemaal niet tegen als ze erkend worden.
Ze worden dan teruggebracht tot hun werkelijke proporties.
Nou, dan is de lol er snel van af.
En nu lig ik dus wakker van mijn werk.
Van spannende dingen die helemaal goed gaan komen.
Zeker en vast.
(Ik wou nog even verder gaan over rupsen, en cocons en metamorfoses enzo. Maar ik ben moe. En ik geloof het allemaal wel. Als de vlinder straks uit is dan laat ik hem nog wel zien. Truste!)
Eén van de dingen die me erg bevallen aan mijn nieuwe huis is de magnolia in de achtertuin.
Omdat ik eenhoog zit kijk ik hem direct in de gulle kroon.
Elke dag worden de knoppen groter.
En de eerste bloemen zijn al uit.
Wat een genot!
Wat een belofte!
Maar dat niet alleen.
Het voelt als een verbond.
Geheel product van mijn geest natuurlijk, maar dat rot niet.
Een verbond kan best van één kant komen.
Sterker nog, dat zijn vaak de beste verbonden.
Kijk maar naar de gemiddelde religie.
Hoe sterk zoiets is en hoe lang dat mee gaat!
Daar kan de gemiddelde relatie nog een puntje aan zuigen.
Het huis waar ik 23 jaar met Thomas woonde had ook uitzicht op zo’n boom.
We keken hem precies zo in de kroon.
Hij heeft er gestaan van zijn geboorte tot zijn dood.
Het huis is onherkenbaar verbouwd, de boom zal ook wel aan de renovatie hebben moeten geloven.
In mijn geest heb ik de magnolia verbonden aan het leven van Thomas.
In deze boom leeft de vorige voort.
Ook het huis waarin Thomas altijd gewoond heeft.
En Thomas zelf.
Die heeft echt bestaan, ook al is zijn huis weg.
Zijn schooltje afgebroken.
Zijn sporen vervaagd.
Dat alles zegt die boom tegen mij.
Als hij staat te pronken.
In het lieve zonnetje.
Of in het vuile regentje.
3
Van tijd tot tijd heb ik nog steeds de neiging mezelf als ziek te beschouwen.
Ik verzin alleen geen fysieke kwalen meer.
Dat stadium ben ik voorbij.
Ze zijn ook snel ontkracht natuurlijk bij gebrek aan klachten, symptomen en/of bewijs.
Tegenwoordig zoek ik het dus in geestelijk falen.
De laatste tijd ben ik wat onevenwichtig en om relatief kleine dingen nogal verdrietig.
Ik zoek dan op het internet op zinnen.
Emotioneel uit evenwicht, bijvoorbeeld.
Ik geloof dat ik dan op zoek ben naar herkenningspunten.
Of handvaten.
Iets waar ik wat aan kan hebben.
Nou, dan kom je dus al gauw in de psychologie terecht.
Sites met kenmerken en symptomen van van alles en nog wat.
Schrik slaat me om het hart.
Ik heb een ontwikkelingsstoornis.
Een dwangneurose.
Ik ben gek!
Had ik van de week ook.
Tot ik me de Grote Medische Encyclopedie herinnerde.
Hoe die me weken in zijn greep had gehouden.
Dat hielp.
Mijn positieven kwamen direct weer bij me.
Ik ben natuurlijk wel een gevoelig iemand, zo dacht ik, maar het is nou ook weer niet zo heel vreemd dat ik uit mijn evenwicht ben natuurlijk.
Na alles wat er is gebeurd.
En toen ging ik op lintworm zoeken….
2
Waarom ik in godsnaam zoiets uitgekozen had om aan te lijden? Nou, helemaal uit de lucht vallen kwam het niet. Het was namelijk een vorm van epilepsie die begon met stuiptrekkingen in de duim, die zich uitspreiden naar het hoofd. Je kon er bewusteloos van raken en een grote aanval krijgen.
Dat laatste was me nooit overkomen, maar sinds een tijdje had ik wel die vreemde stuiptrekkinkjes in mijn duim, en soms in mijn gezicht, en dan kon ik even niet praten en alles was raar in mijn hoofd.
Ik had het thuis wel eens gezegd maar het werd afgedaan als zenuwtrekjes.
Niets aan de hand.
Mijn onschuldige vermaak met de medische encyclopedie liep uit op een klein drama. Wekenlang heb ik gedacht dat ik een lintworm had.
Dat ik opgevreten zou worden.
Dat ik dood zou gaan.
En ik vertelde het aan niemand.
Pas na een tijdje bedacht ik dat een lintworm van twee meter zich niet onopgemerkt in mijn lichaam op kon houden. En die rare trekjes in mijn duim had ik nou ook weer niet zo vaak, het kon ook best vermoeidheid zijn.
Trouwens ik vond van wel veel meer kwalen dat ik ze misschien wel had. Als ik las over maagkwalen kreeg ik spontaan buikpijn. Als ik las over hartfalen werd ik spontaan benauwd.
Zo leerde ik mezelf te relativeren.
Het was voor het eerst dat ik de kracht van mijn geest voelde.
Hoe dezelfde kracht die mijn verbeelding volkomen op hol kon doen slaan hem ook weer tot stilstand kon brengen.
Pas toen ik achttien was en al het huis uit bleek ik inderdaad epilepsie te hebben.
Gewone epilepsie.
Gelukkig.
1
Ik zal een jaar of twaalf geweest zijn toen hij in huis kwam.
De Grote Medische Encyclopedie.
Rood omslag, gouden letters, en dik, heel dik.
Op alfabetische volgorde stonden de meest uiteenlopende kwalen beschreven, en als het even kon met smakelijke plaatjes.
Het was een magneet.
Niet alleen voor mij geloof ik, maar ik bleef er wel lang mee bezig. Vaak zat ik na schooltijd met mijn neus in de encyclopedie.
Ik stel me zo voor dat ik er een beetje pips bij keek, want af en toe werd er gezegd dat ik dat ding maar eens weg moest leggen.
Er waren veel ziektes die ik meende te hebben.
In het beginstadium weliswaar maar toch.
Ik maakte me zorgen.
Helaas was ik niet het soort kind, of ons gezin niet het soort gezin waarin je zulke zorgen uitsprak.
Je zou er maar om uitgelachen worden, of mee geplaagd.
Of gewoon niet serieus genomen.
Eén ziekte interesseerde mij in het bijzonder.
Het was een nogal zeldzame kwaal met een fatale afloop.
Hij werd omschreven als de ziekte van Jackson, naar de ontdekker ervan. Een vorm van epilepsie, veroorzaakt door een onopgemerkte lintworm.
Die worm vrat zich door naar je hersenen, waardoor je uiteindelijk zou sterven.
Zo’n lintworm kon wel twee meter lang worden voordat hij je uiteindelijk van binnenuit opgevreten had.
(morgen deel 2)
(ben weer thuis dus, en alles wel)
(en Cuba was fantastisch)