Dat is natuurlijk het probleem met dingen die uit de werkelijkheid verdwenen zijn. Dat je alleen de echo’s overhoudt. Die vervorming.
Je kan wel wat in de put roepen maar het is niet een wezenlijk iets dat antwoordt.
Het is maar weerkaatsing.
De echoput is in je eigen hoofd.
De inhouden zwerven daar rond.
En elk jaar is er weer iets meer weg van de oorspronkelijke dingen.
Volgende maand word ik vijftig.
Dat is nog niet eens zo oud, denk ik moedig, maar ik heb al wel een volle echoput.
Mijn ouders wonen er al tamelijk lang.
Mijn zoon ook al weer bijna drie jaar.
En ik heb sinds zijn dood een aantal flinke ommezwaaien gemaakt in mijn leven.
De kunst aan de wilgen.
Vaste baan.
Nieuwe mensen.
Verhuisd.
Een andere vriend.
Veel afgesloten hoofdstukken dus.
En afgesloten betekent: hup de echoput in!
Vannacht dacht ik: stel dat het op een of andere manier mogelijk was dat Thomas terug zou komen.
Zou hij me dan nog herkennen?
Hij heeft het museum nooit gezien.
Mijn vriend niet.
Het huis waar ik woon niet.
En met dit alles zijn er nieuwe gewoonten gekomen, andere posities op het speelveld, inzichten, gevoelens.
Ik zie er nog uit als zijn moeder, ongetwijfeld, maar verder is bijna alles veranderd.
Zou ik niet een echo uit zijn verleden zijn?
Een vreemde gedachte.
Treurig ook.
Ik vroeg me af hoeveel het eigenlijk uitmaakte of het er nog zou zijn.
Dat oude huis.
Wij woonden er toch niet meer.
En ook de anderen niet.
De jongens en de meisjes met wie ik speelde, ruzie maakte of de eerste verkenningen in de liefde deed.
Mensen die allemaal uit het oog verloren zijn.
Een enkele naam die ik soms google maar veel informatie geeft dat niet over die vroegere vriendjes en vijandjes.
Hooguit echoot het wat.
Ondertussen was ik bij de Wijnruitstraat aangekomen.
Het achterste deel.
De flats die er vroeger stonden waren vervangen door luxere flats. Maar verderop, richting Tijmweg, scheen het merk ‘Hoogvliet’ niet helemaal te zijn doorgedrongen.
Daar was het nog gewoon Hoogvliet.
Een van de oude flats stond er nog, een andere was wel afgebroken, maar er was geen luxere voor in de plaats gekomen.
En kijk.
Daar stond ook het oude huis nog.
Klein, en met gesloten lamellen.
De tuinen bestraat.
Er werd nog gewoond, maar niet met fantasie.
Vroeger was dit buurtje de hele wereld, nu een nietszeggend rijtje huizen. De straatjes leken wel muizenpaadjes.
Ik nam hier en daar een foto.
Stond stil bij de plekjes van toen.
Echo’s in mijn hoofd.
Ik dacht aan de koning van Wezel.
Hij vroeg aan de echoput: Wie is de koning van Wezel?
En de put riep terug: ezel ezel….
Hoogvliet is een satelliet van Rotterdam.
Ik heb er gewoond tot mijn 18e.
Zo af en toe ga ik er kijken.
Hoe het erbij staat.
Het oude Hoogvliet is in 1934 geannexeerd door Rotterdam en is in de jaren vijftig enorm uitgegroeid. Vrijwel het gehele oorspronkelijke dorp werd afgebroken voor nieuwbouw.
Zo ontstond een heel nieuw plaatsje onder de rook van industrie en olieraffinaderijen voor de mensen die daar emplooi vonden.
Mijn vader werkte niet in de petrochemische industrie, maar kreeg bij de geboorte van mij, zijn vijfde kind, toch de gelegenheid er te gaan wonen.
In de stad was de flat waar mijn ouders met vier kleine kinderen woonden te klein.
De naoorlogse woningnood was nog niet volledig opgelost.
Dit was een buitenkans.
Een spiksplinternieuw huis met vier slaapkamers, twee tuintjes, en gelegen aan de rand van een park.
Luxe!
Eind jaren negentig is het relatief jonge Hoogvliet opnieuw voor een groot deel afgebroken.
Tussen 2001 en 2007 werd onder het motto ‘Hoogvliet vernieuwt’ een grootscheepse herstructurering uitgevoerd.
In de plannen was sprake van het merk ´Hoogvliet´.
Over ´t algemeen weet je dan wel hoe de zaken er voor staan.
Niet best dus.
De hele deelgemeente was aan moreel verval onderhevig.
De woningen, ooit zo riant en groen gelegen, waren nu te klein en oogden armoedig. Precies zo een wijk waar zogenaamde kansarmen komen te wonen.
Omdat de huren laag zijn.
En de eisen niet hoog.
Of het gelukt is ´Hoogvliet´ uit ´t slop te trekken weet ik niet.
Maar het ziet er in ieder geval heel nieuw uit.
Zoveel is zeker.
Ik reed op mijn fiets door onherkenbare wijken.
Maar de straten hadden nog dezelfde namen.
Namen die verwezen naar dingen die nog slechts in mijn hoofd bestaan.
De Mosoelstraat, daar stond mijn school, maar waar precies was nog moeilijk te traceren.
De Alsemstraat daar woonde mijn beste vriendin, met wie ik ooit de ergste ruzie kreeg.
O, en op de Lavasweg had je de Treffer, en de wasserette en de patatzaak. Dat was altijd zo´n vreselijk end lopen als je er op uitgestuurd werd om een vergeten boodschap te doen.
Hier of daar was nog een pleintje intact, een beeld of een clubhuis dat nog bestond.
De dingen eromheen totaal onherkenbaar.
In deze parallelle werkelijkheid reed ik langzaam richting mijn oude straat.
Zou het huis er nog zijn?