Ik ben bezig met een hazenpad.
Op de sterfdag van Thomas wil ik met Mees naar het Noordereiland gaan. Ons oude huis, de straten waar Thomas speelde, plekken van betekenis. Op een aantal van die plekken wil ik een haas achterlaten.
Wat voor haas weet ik nog niet.
Maar een haas.
Zodat onze wandeling die dag een hazenpad vormt.
Soms heb je daar behoefte aan, van die fysieke tekens die bewijzen dat het allemaal echt is. En niet alleen in mijn hoofd bestaat.
De negatieve klank die hazenpad heeft ontgaat mij niet. Het zou bijna van toepassing kunnen zijn. Er zijn mensen die zelfmoord zien als een daad van vlucht. Iemand die er tussen uit knijpt zodra het moeilijk is. Iemand die het treinverkeer nodeloos ophoudt en anderen last bezorgt.
Een enkele keer hebben mensen dat ook tegen me gezegd, maar de meesten hebben dan toch nog net genoeg inlevingsvermogen om het niet in mijn gezicht te zeggen. Al raken ze mij daar niet echt mee.
Op de eerste dag na zijn dood al, heb ik besloten me niet te storen aan de botheid of het onvermogen van anderen.
Het was zaterdagochtend, het raam stond op een kier. Ik zat aan tafel, in het soort ontreddering dat je na zo’n klap kunt verwachten toen ik buiten een jongetje hoorde schreeuwen. Kennelijk naar een ander ventje dat een eindje verderop stond.
“Hebbie het al gehoord?
Thomas is van de Euromast gesprongen!”
Zo gaan de dingen. Wat voor de één een enorme mokerslag is, is voor de ander gewoon het nieuwtje van de dag.
Zelf denk ik dat zelfmoord een daad van opperste eenzaamheid is. Van iemand in nood die geen uitweg meer ziet. Iemand die zich niet geborgen weet in een netwerk dat hem zal opvangen.
Zo akelig en alleen.
Het beneemt je gewoon de adem.
Thomas had een klein gezinsverband.
Geen vader, geen broers of zussen.
Eigenlijk had hij alleen mij.
Tussen ons was wel een draad natuurlijk.
Maar het was kwetsbaar.
Eén draadje.
Wat is nou één draadje?
Ik wist wel dat we in gevaar waren.
En deed er alles aan om dat draadje in stand te houden.
Hoe moeilijk Thomas soms ook was.
Vijandig, onbenaderbaar.
Gek.
Op een bepaalde manier is dat gelukt.
Het draadje bleef tot het eind behouden.
Hij vertrouwde mij ook in zijn meest duistere tijden.
Maar het was te dun om hem te borgen.
Wel stevig genoeg om nog steeds te bestaan.
Over de dood heen.
(Het is nu zeven jaar geleden. Op dit weblog is terug te lezen wat er gebeurde en hoe een haas een metafoor werd voor mijn zoon Thomas.)