Zonder titel want ik weet even helemaal niets.
Echt volkomen zonder tekst zit ik. Het is hopeloos. En vervelend ook. Ik wil juist heel graag een gezellig stukkie schrijven. Maar nee hoor. Niks, niks, niks.
Het is net als vroeger. Wanneer je je verveelde en je bij elk voorstel dat je moeder deed met opgetrokken neus nee schudde. Weet je dat nog?
Oh man. Wat kon ik me vroeger stierlijk vervelen zeg. Erg. Soms had je zo’n verveelbui samen. Met mijn zus bijvoorbeeld.
Dat kon dan nog wel eens aardig melig worden. Dat we vieze restaurantje gingen doen ofzo.
Het mooie is, dat het een soort fysieke opgewondenheid met zich meebracht terwijl het een puur textueel spelletje was.
Ik zat bijvoorbeeld op een stoel met mijn hoofd naar beneden en mijn benen tegen de leuning. Mijn zus lag voor me op de vloer te dweilen. En dan zeiden we omstebeurt een vies gerecht.
Een bekertje pies met gehakte poep was dan nog wel het minste om mee te beginnen.
Oeh!
Nou, zo weinig heb ik nu ongeveer te vertellen. Dus voor ik overga tot het opsommen van vieze gerechten ga ik maar gauw naar bed. Truste!
Pure verwennerij als je het mij vraagt.
Hebbie een slechte bui soms?
‘Nou, het gaat.’
Steevast mijn antwoord op de hoegaathetvraag.
Soms komt er een spontaan en optimistiesch ‘goed’.
Zelden een enthousiast ‘geweldig’.
Wie mij niet kent schrikt ervan.
Wie me enigszins kent lacht om mijn karakteristieke pessimisme.
(Wie me goed kent stelt een andere vraag denk ik.)
Maar.
Het is het soort vraag dat een kort hooguit vijfwoordig antwoord vergt. Daar passen de nuances niet in. Dat het met het ene wel goed gaat maar dat het andere te wensen overlaat en dat dit of dat ronduit slecht loopt.
Nee. Dat willen ze allemaal niet horen als ze vragen hoe het gaat. Dus zeg ik dat het gaat.
Nou goed!
(Ja en die foto heeft er niets mee te maken. Ik heb ook een fotootje van de zooi in mijn werkkamer waar ik na de koffie aan ga beginnen. Die zou beter passen, maar ik ga hem niet plaatsen. Zit ik thuis in de rommel ga ik er ook nog op mijn website naar zitten kijken. Ja dahag!)
Afscheid #2.
De laatste dan. Maar niks geen poespas hoor.
Gewoon een plaatje en een praatje over koeien en koffie.
Dat was het dan: twee jaar mijn zus en ik.
Nu moet ik even naar de Hema. Sokken kopen. Want ik heb kouwe voeten.
Er zijn mensen die alleen sokken in koelcellen dragen. Of die met blote voeten in hun laarzen gaan. Nou. Ik niet hoor. Ik ben meer van het blote poten, koud zeil.
Een geniale song als je het mij vraagt. Vooral als het lekker landerig gezongen wordt. (Al herinner ik me geen blote voeten maar toch echt poten.) Uit bed zijn is niet erg. In bed zijn is ook niet erg. Maar die overgang, die breekt een mens op hè.
In de overgang tussen het een en het ander. De zomer en de herfst. De nacht en de dag, de ene en de andere gewoonte. Daar vallen de besluiten.
Afscheid.
Neenee, ik ben nou ook weer niet zo oud dat ik mijn laatste dag al vrees. Het schoot me gewoon ineens te binnen.
Dit zou wel eens de laatste blote-tenen-foto van dit seizoen kunnen zijn.
Andere tijden.
Dertig jaar geleden. Een bosmeertje waar je heerlijk kon zwemmen. Een hunebed waar ik heb liggen zoenen. Er bovenop in de stralende zon.
Mijn vriendin lag met de hare eronder, maar ik was wat voorzichter. Dat gefriemel onder mijn bloesje daar had ik het nooit zo op. Niet dat je daar veel kans op had met deze jongen. Hij was nog verlegener dan ik.
Ik herinner me zijn naam en dat hij een brommer had. Hij belde me nog een keer op toen de vakantie voorbij was, maar dat werd niks. Ik zat met een rood hoofd verlegen te stamelen, en hij, kilometers verderop, ook. Hadden we toen email gehad woonde ik er misschien nu.
Nou.
Vroeger hè, toen ik nog jong was enzo. Toen dacht ik dat mensen van boven de veertig stokoud waren. Van mezelf had ik het idee dat ik niet ouder zou worden dan veertig. Dat leek me wel genoeg. Ja, zulke dingen denk je ook alleen maar als je nog onsterfelijk bent natuurlijk.
Later, toen ik in de spiegel begon te zien dat ik wel degelijk sterfelijk was gooide ik het over een andere boeg. Je moest het ouder worden omarmen. Als een verrijking, ja zelfs een verdieping.
Maar nu de verdieping zich toch voornamelijk in de vorm van rimpels en wallen blijkt voor te doen moet ik opnieuw bijstellen. Afwenden is onmogelijk. Het grote verleppen staat voor de deur. Nou. Okee dan. Vanaf nu ga ik heel elegant verleppen.
Oef!
Op de fiets bij het stoplicht. Een jonge Turk naast me begint ontzettend met me te flirten.
Ik zeg, met mijn 46e verjaardag nog vers in het geheugen, ‘maar ik ben oud man. Ik had je moeder kunnen zijn’.
Hij begon erover dat dat niet waar kon zijn enzo. Of ik niet een keer wat wilde drinken. Maar ik hield aan dat ik toch echt te oud was voor zulke dingen.
‘Nou’ zegtie, trots op zijn kennis van de Nederlandse zegswijzen ‘op een ouwe fiets moet je het leren toch?’ :-)
En nog es wat anders. De een-na-laatste update van mijn zus en ik is ook klaar. Een beetje laat ivm met de weekenddrukte: zij had een studiedag, nou, en ik had ook een uitje.
En vandaag ben ik nog jarig ook.
Eigenlijk heb ik nu wel weer genoeg van het grote blootgeven. Maar ik moet nog een hele dag. Nou ja een halve, eerlijk gezegd moet ik opschieten nu, maar het voelt als een hele.
Niet dat het nou zo heel erg is. Natuurlijk niet. Niemand breekt dingen af en de mensen die komen kijken waren tot nu toe allervriendelijkst. Er was bewondering in allerlei toonaarden. Zelfs hier en daar een nauw hoorbaar kreetje.
Er was maar één iemand die heel plompverloren iets oppakte en naar de onderkant wou kijken. Ik deed net of mijn hart niet stilstond en noemde de prijs. Daarna heeft ze niets meer aangeraakt. Het is dus best gezellig allemaal. Toch vind ik het vermoeiend. Het voelt een beetje als sollliciteren. Maar dan uitgesmeerd over een heel weekend.
Het grote blootgeven gaat nog verder.
De komende dagen zit ik te kijk in Hillegersberg. Samen met mijn spullen en een bonk verse klei. Wie nieuwsgierig is kan komen kijken. Als ik niet zit te beven van de senuwe, dan kan je me aan het werk zien. En als ik niet zenuwachtig ben, maar het gewoon te druk heb met wijntjes drinken en net iets te luid kletsen dan kan je altijd nog die dingen zien.
Die dingen (klik!) die je online hebt zien groeien en die in de loop der tijd een beetje van iedereen zijn geworden. Een beetje maar hoor.
Ik vind het prettig als mensen mijn spullen bekijken en dan bescheiden doch duidelijk verstaanbare kreetjes van bewondering slaken. Dat jullie dat vast weten ;-)
Atelierroute Schiebroek/Hillegersberg 2005. Ruim twintig kunstenaars nodigen u uit in hun atelier. [url=http://www.kunstfestival.nl]http://www.kunstfestival.nl[/url]
Mijn werk zal te zien zijn in:
Ateliergebouw Koraalstraat 17 Rotterdam
16 september 19.00 tot 21.30
17 september 12.00 tot 17.00
18 september 12.00 tot 17.00
O, en als je niet kan komen kan je die bescheiden doch bewonderende kreetjes ook in het reageerding stoppen. Ja. Een mens moet toch op de een of andere manier aan zijn portie veren zien te komen. Ik ga heus niet alleen maar voor mijn lol in het openbaar zitten zitten.
Ik had net een droom waarin er van alles fout ging. Iemand stond ergens aan te friemelen en brak een pootje af. Er ging een glas wijn over mijn broek. En er was een man die heel de tijd interessante geinteresseerd vragen stelde over mijn werk. Waar het van gemaakt was, en wat het nou allemaal betekende. Want kunst moest toch een boodschap hebben.
Nou vind ik dus eigenlijk dat je voor boodschappen bij de Aldi moet zijn (zie gister) maar dat kan je zo niet zeggen natuurlijk. Zo iemand neemt de moeite om te komen kijken en zelfs vragen te stellen. Vriendelijk antwoorden dus.
Waar en hoe dat zijn wel te behappen vraagstukken. De betekeniskwestie ligt moeilijker. Ik ben een kijkdier. Ik arrangeer dingen, ik maak ook altijd groepjes van dingen. Dan kan je ze tegen elkaar afzetten. Het een ziet er beslist anders uit zonder het ander.
Het is iets dat zich niet laat beredeneren, maar wat wel nieuwe dingen oplevert. Die misschien wel een groepje zeedieren voorstellen, maar misschien ook een verbeelding van iemands onderbuik zijn. Dat is het aardige met beelden. Vinnik. Je kunt er alle kanten mee op.
Het grote blootgeven is begonnen.
Hij is niet zo scherp als ik gehoopt had. Maar we moeten het er maar mee doen. Ik bedoel, niet alleen laat ik heel intieme dingen zien, het maken van zo’n fotootje kan ook niet even stiekem.
Zorgvuldig je boodschappen in je kar heen en weer schuiven. Even afstand nemen, de sinaasappels nog even verleggen. O, en die bundel sokken moet eruit want die verpest de compositie.
Camera uit het tasje wurmen, voeten onder de kar schuiven en diep buigen. Klik. Nog es, klik! En een laatste, camera zo hoog mogelijk, armen in de lucht, klik!
Tegen die tijd heeft iedereen je ruim in de gaten. De kassieres halen zo es een wenkbrauw op. Een lollige man zegt iets over dat thuis een foto maken toch veel eenvoudiger is, en een meter of twee verder staat een meisje gefascineerd toe te kijken. Zo ongeveer als je naar een zeldzaam dier in de dierentuin kijkt. (Weet je wel, zo’n dier dat je van A naar B ziet scharrelen en je hebt geen flauw idee wat zo’n beest beweegt.)
Ik ben een held!
Ja. Nog even over die gnoe’s hoor…..
Hans vroeg of ik me dan de grote of de kleine gnoe voelde. Voor het betere begrip zei die. Ha!
Wel, dat hangt er van af. Het aardige van zo’n metafoor is natuurlijk dat je d’r alle kanten mee uit kan. Zo kan de krokodil een president zijn, maar ook een vloedgolf of een fikse doktersrekening. Wat maakt het uit, duidelijk is dat je getroffen wordt door het noodlot.
De gnoe, dat ben je meestal zelf, maar of je de kleine of de grote bent, dat valt of staat dan weer met wie de klap krijgt. Soms ben jij het, soms is het de buurman. Zo gaat dat in het leven.
Op het huiselijk toneel speel ik momenteel best voor kleine gnoe. Maar als ik ‘s avonds naar het nieuws kijk dan ben ik weer een hele grote.
Tenslotte kan het voor komen dat je zelf de krokodil bent. In dat geval zeg je gewoon: niemand hoeft een gnoe te zijn als hij dat niet zelf wil. Dat je niet denkt dat krokodillen geen geweten hebben.
(Ps. Op aanraden van Actie nog een leuke nieuwe hobby gestart. Een gnoe moet toch wat als ze van A naar B loopt te sjokken, zei ze. En gelijk heeft ze. Iemand nog een krokodillenlerentasje over?)
Een heel diep stukje op maandag.
Ik ben de oppervlakte moe. Al maanden laat ik alleen het voorste van mijn tong zien, en het verveelt me.
Ik zou wel eens willen vertellen hoe het met me gaat. Gewoon zo pats, eruit slingeren hoe de zaken d’r hier nou es echt voor staan. Maar ik zou niet weten waar ik moest beginnen. En als ik begonnen was zou ik waarschijnlijk niet weten hoe ik op moest houden.
Daarom volsta ik met te zeggen dat ik me soms net een gnoe voel.
(De gnoes gingen op hun gemakje wat water slobberen aan de oever. Ze hadden de hele dag van alles gedaan en waren moe van gedane arbeid enzo. Dat denk ik dan, want eigenlijk is het me volstrekt onduidelijk wat dieren doen als ze zo een beetje van A naar B lopen. Maar nu hadden ze pauze. Lekker even uitrusten bij de rivier. Slokje water. Beetje tegen mekaar aan schurken. Lekker ontspannen.
Behalve dan dat er een paar van die krokodillen zaten. Die nog niet klaar waren met werken. Of misschien wel, maar dan hadden ze duidelijk nog niet gegeten. Zij loeren op die gnoe’s. Met van die gemene ogen net boven de waterspiegel.
Ja. En dan zie je het al aankomen hè als toeschouwer.
Maar die gnoe’s nog niet. Die babbelen maar. Alsof ze niet in de Nijl staan te pootjebaden, maar in het kikkerbad. De stumpers!
Dan heb je twee soorten toeschouwers. De ene soort heeft krokodillenbloed. Die zitten op het puntje van hun stoel. Ze genieten. Suspense, agressie. Dit is leven!
En die andere soort heeft gnoebloed. Die zitten met samengeknepen billen naar het beeldscherm te roepen.
Oehoe!
Kijk nou es om je heeheen! Er zitten krokodillen!
Maar nee hoor. Ze hebben niks in de gaten. Pas als de grootste krokodil een uitval doet naar de kleinste gnoe, ja dan begint er een lichtje te branden.
Het erge van gnoe’s is dat ze dan alleen nog maar aan wegvluchten denken. Niemand die een poot uitsteekt naar de kleine gnoe. Heeft ook geen zin natuurlijk, maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat de kleine gnoe dus altijd de sigaar is. De sigaar in de mond van een pafferige bankdirecteur. Maar dat is weer een andere vergelijking.)
Een paar dingen op zaterdag.
1. Mijn zus en ik blijven in zomerse sferen. Her en der zie ik mensen naar sneeuw verlangen, of alvast fijne herfstfotootjes posten. Nou. Wij niet. Met hand en tand. Zomer willen we!
2. Voor C. en E.: de bloemen zijn er. Al een tijdje hoor, maar ik dacht, ik zal eens even een fotootje maken, dan kunnen jullie het zien. Dank je wel dus :-)
3. Verder had ik deze week een miniminimeeting. Maar ik weet niet zeker of het een weblogmeeting was, want ik kende haar al van in het echt. Van de club.
In een overmoedige bui had ik iedereen aangeraden toch vooral eens mijn zeekomkommersite te lezen. Ik geloof zelfs dat ik visitekaartjes uitgedeeld heb toen.
(Ja, eigenlijk wilde ik dat ze naar de winkel kwamen, maar dat deden ze mooi niet.)
In ieder geval begon zij ook een weblog en zo werden de banden aangehaald. Doordeweeks lazen we elkaar, en op de club roddelden we over onze medeloggers.
Het leuke is dat we elkaars volstrekte tegenpolen zijn. De hoeveelheid energie die zij in een pink heeft enzo. Als je haar leest begrijp je me :-)
Het was de eerste keer dat ik bij haar thuis kwam en ik had mijn cameraadje mee. Leuk om al die objecten die je op de club ziet groeien nu eens in hun habitat te zien.
Nou, al na één fotootje was mijn batterij op. Gek hoor. Ik had alleen maar een paar foto’s van mijn afwas gemaakt.
Maar.
Het was natuurlijk wel een mooie aanleiding om mezelf alvast voor een volgende keer uit te nodigen. Ik ga namelijk graag bij mensen op visite, vooral rond etenstijd. Wat dat betreft bleken we toch ook wel iets gemeenschappelijks te hebben: binnen 15 minuten een lekkere maaltijd op tafel :-)
4. Nu moet ik eigenlijk gaan hardlopen. Nou ja, het is nog steeds een soort sjokken, maar er zit vooruitgang in. Ik weet nog niet of het er van komt. De zon schijnt! Het is licht!
We lopen altijd ‘s avonds en dan zien ze je niet zo.
Kan jou het schelen zou je zeggen.
Nou. Verleden week zagen we een man sjokken, en dat zag er echt vreselijk uit. Alsof hij op zijn tandvlees liep. Dat je dacht. Ach meneer, ga nu maar naar huis, je hebt je best gedaan voor vandaag. En hij had ook nog een hangkont.
En toen had ik het onverstand om te vragen hoe ik er uit zag bij het lopen….....
Mijn mokken zijn zo fotogeniek!
Ik had vier gekleurde mokken in de afwas. Twee van de koffie en twee van de thee. Rood en geel en blauw en oranje lagen ze naar me te glimmen in het sop. Wat zeg ik. Het was je reinste knipogen!
Toen ik ze afgedroogd had zette ik ze op de lieve geblokte theedoek, van zekere winkel, en daar begonnen ze weer onbeschaamd met me te sjanzen.
Ik dacht aan al mijn andere gekleurde mokken die ongezien in de kast stonden te eh mokken. Die wilden er natuurlijk ook bij. Kom er maar uit dan, zei ik.
Nou toen was er geen houden meer aan.
Klik op het plaatje, of hier om te zien wat ik er verder nog mee deed…...
De laatste ronde.
Voor het eerst in deze lange zomerexpositie was ik helemaal tevreden over mijn aandeel in de uitstalling. De kleine zwarte zeekomkommertjes hingen er geweldig bij. Aan lange zwarte draden, zwart tegen wit en aan elk objectje een strookje met daarop in het rood: zeekomkommer.
Precies goed!
Tevreden sleepte ik de spullen van de vorige ronde naar de opslag. En dan hup naar huis, optutten voor het etentje dat me toe kwam. Met prettig gezelschap en koude witte wijn enzo.
Toen ik op mijn fiets stapte piepte ik nog even naar binnen.
Dat had ik beter niet kunnen doen.
Een van de draadjes met zwarte zeekomkommertjes was gevallen en ik kon er niet meer bij.
Ow!!!!!
Gelukkig was de galerie op zondag en maandag dicht.
En ik denk niet dat er op deze dinsdagochtend in grote getale mensen zijn komen kijken.
Ik ga er nu heen om de schade te herstellen.
Dus dat jullie vanaf morgen meer dan welkom zijn.
Trouwens worden er deze maand ook nog twee leuke workshops gegeven. Er zijn nog een paar plaatsjes dus of ik een aankondiging wilde doen.
Ik vroeg aan de kunstenaars wat ik er dan es over zou schrijven. Daar moesten ze even over nadenken. Mja, het was meer een soort prikkelen. Een werken met papier (Nynke) of klei (Arja) maar beslist niet dat je aan het eind van de dag met een voorgekauwd werkstukje naar huis ging.
O, zei ik, dus het is niet van dit. En ik maakte het gebaar van een halsketting. Ze schoten allebei in de lach. Nee precies!
Ze vroegen zich nog af hoe ik dat gebaar zou maken. Nou ik schrijf het gewoon op, zie je.
Kortom, het zijn leuke workshops. Waar je met materiaal aan de slag gaat en waar je aan het eind van de dag niet noodzakelijkerwijs met een afgerond ding thuis komt, maar wel met een hoop plannen.
Dat het zo een beetje gaat borrelen dus.
Lekker :-)
Een appeltje schillen met opa.
Ik had eens in een boek gelezen over iemand, zo’n soort opa uit alleen op de wereld ofzo, die een appel in één ruk af kon schillen. Die opa was een druiloor eerste klas.
Zo’n volwassen kerel die kleine kinderen de ogen uitsteekt met kunstjes die ze godsonmogelijk zelf kunnen uitvoeren. Inclusief triomfantelijke blik en een belerend toontje. Ja, dat stond er natuurlijk nooit bij, maar je ziet het voor je. Achteraf.
Toen had ik dat nog niet in de gaten. Wist ik veel. Ik was vol bewondering.
Ik wilde dat ook kunnen.
Stelde me de bewonderende blikken op het schoolplein voor. Hoe het als een lopend vuurtje door de gangen zou gaan. Die kleine Anneke kan een appel in één lange schil schillen.
Oeh!
Ik werd al dronken bij het idee.
Dus ik oefenen. En oefenen. Tot tranens toe.
Het was volstrekt onhaalbaar natuurlijk. Met mijn kleine handjes kon ik nauwelijks een schilmes hanteren, laat staan een appel schillen. Laat staan in één ruk!
Een schil uit één stuk is nog lange tijd mijn ideaal geweest.
Af en toe probeer ik het nog wel es.
Het lukt nooit.
Maar nu kan het me niks meer schelen.
Appelschillen in een paar stukken zijn toch veel mooier.
En die opa kan de pot op!
Nog één maand!
De oplettende lezertjes zagen het al aankomen.
Mijn zus en ik gaan stoppen. We doen het nog één maand en dan is het over. Voorbij. Uit.
Geniet er (klik!) nog maar even van dus.
Maar zeg eerlijk. Na twee jaar is het ook wel mooi geweest.
Jullie weten zo’n beetje alles wat er te weten is van ons interieur, wat we eten, waar we van houden. En alles wat je nog niet weet is geheim.
Ik heb wel zin in iets nieuws ook. Maar nog geen flauw idee. Tips, iemand?
Hoezo oud?
Nou en toen begon N. ineens een liedje te zingen.
Op zich niet zo gek natuurlijk.
Als je een snipperdag hebt, en het is mooi weer en je hebt een thermoskan met lekkere koffie bij je.
Maar het was nogal een raar liedje.
Over een kangoeroe moeder en een kangoeroe kind op een kangoeroe eiland.
Dus ik zeg.
Wat zit jij nou te zingen?
Nou zegt ie, das van dat trio, weet je wel.
Uit de jaren vijftig.
Hij kon er even niet op komen zei die.
Maar ik lag al in een deuk.
Haha.
Uit de jaren vijftig.
En hij zei het op een toon alsof het gisteren nog een hitje was.
Pas vanavond toen we een welverdiend-71km op de teller-ijsje gingen halen wist hij het weer.
Het Cocktailtrio.
Ja, dat deed wel een belletje rinkelen ergens.
Nu heb ik het even opgezocht.
Ja natuurlijk ken ik die, bijna al die liedjes zijn wel bekend.
En het hele rare is.
Ik krijg ineens zin om ze te horen…....
(ps. doe je zelf een plezier en bekijk vooral ook die foto’s!)
Hoera, een zomerse dag!
|