Herhaling.
Hoe de dingen van A naar B gaan. Wortels, wegen, bloedsomloop. Vooral in de winter denk ik daar vaak aan. Aan de schoonheid van zo’n systeem. Hoe het zich herhaalt in allerlei gedaanten.
Dat komt door de winterbomen. Die zo mooi afsteken tegen de lucht. En vandaag zag ik er één op een knalrode auto, die kan je niet voorbij laten gaan natuurlijk.
Sowieso ben ik iemand die steeds op dezelfde onderwerpen terug wil komen. Als een kind zich blijft verbazen over haar eigen voeten. Dus toen ik toch bij die boom stond lag het voor de hand…
O, en dan nog es wat.
Er is Post uit Canada.
(Ojee! Er staat maar één zin. Eigenlijk een halve. Daar kan ik helemaal niet tegen. Dat een bericht hier maar zo kort is. Zelfs niet als het doorverwijst naar een hele leuke pagina met tekst en plaatjes ook erbij enzo. Dan heb ik toch het gevoel dat ik iedereen een beetje voor Piet Snot hierheen laat komen. Dat de mensen zullen zeggen, ja hee Zeekomkommert, dat gaat zomaar niet. Ons voor een halve zin hier laten komen. Weet je wel niet hoe kostbaar onze tijd is. Hoeveel wij te doen hebben op zo een doordeweekse zaterdag. En dat ik dan in de commentaren finaal in mootjes gehakt wordt door de goegemeente en weblogland uitgejaagd en dat ik nooit meer terug mag komen. Net als Donald Duck vroeger, en daar had ik toch altijd al zo’n medelijden mee. Dus je snapt. Maar nu heb ik het toch maar mooi gedaan. Een halve zin! Ha!)
Wat doe jij ermee?
Ik vang ze altijd op want ik kan geen nee zeggen. Ik heb er zelfs ‘s maanden over gedaan om van mijn aardappelboer af te komen. Die heel lief is, maar wiens aardappelen niet te eten waren. En duur!
Had ik in een opwelling een abonnement op genomen. Dat heet geloof ik niet zo bij een aardappelboer, maar ja, als je eenmaal zo’n man aan de deur haalt kom je er net zo moeilijk vanaf als van De Volkskrant.
Het deed me denken aan vroeger. De aarpeleboer. Kwam elke week aan de deur en vulde dan twee gele emmers met eigenheimers. Twee ja, want wij waren met z’n achten thuis.
Het waren eigenlijk twee aardappelboeren, broers, en ze hadden altijd wel wat te kwekken. Ik vond dat wel gezellig. Heel anders dan de bierboer. Die kwam ook elke week al deed hij zijn drank gelukkig niet in gele emmers. Maar hij was wel een beetje humeurig, die man. Daar kon nou es geen lachje af. Terwijl wij toch flinke afnemers waren. Ik treed niet in detail, vanwege de eer van mijn familie, dat snap je, maar het was aardig wat. Reden genoeg voor die bierboer om zijn vriendelijkste glimlach op te zetten. Maar hij keek altijd even zuur.
Ja, nu zou ik dat wel op prijs stellen, een ondernemer zonder kruideniersglimlach, waar vind je die nog?
Maarre, waar was ik?
Oja. Die stokjes. Ik kreeg er twee deze keer. Van Webble en van Fraseologie. En als gezegd vang ik ze altijd op, want stokjes zijn lief. Alleen die vragen beantwoord ik nooit. Ik vind ze te stereotiep. Maar nu weten jullie wel dat wij vroeger een bierboer hadden plus twee aardappelbroers, nou das ook wat waard toch?
Weet je wat gek is?
Ik liep rond in het mooiste landschap van Nederland en heb geen foto’s gemaakt.
Niet één!
Ik heb er wel een paar verklaringen voor hoor.
Mijn hoofd stond er niet naar.
Ik heb er al veel foto’s van.
Je moet niet afleren te genieten van dingen zonder camera. Dat je de dingen ook nog es gewoon ziet zoals ze zich aan je voordoen.
Maar ze zijn geen van alle sluitend, zeggen niets over het waarom.
Waarom ik liever mijn afwas fotografeer of maar bezig blijf met mijn voeten. Lyrisch word van een handvol papiertjes. Duizend keer met liefde hetzelfde onderwerp fotografeer.
Het is geloof ik net als met poepen. Dat kan ik ook nooit als ik op vakantie ben. Ik eet en eet maar voel nooit aandrang, hooguit op den duur wat flink opgeblazen…
En dan ben ik amper tien minuten thuis of daar komt het al.
Dat had ik dus ook met fotograferen.
Ik was nog geen half uur in de stad of ik zag al weer van alles.
Onweerstaanbare aandrang om die camera te pakken.
Een leuke anekdote.
En die heb ik dan niet. Ja, het was leuk. Het was goed, heerlijk. Er was kou en zon en ijs.
Er waren pannekoeken. In de Gerardushoeve, als altijd.
Er waren wandelingen langs oude vertrouwde paden maar ook kriskras door het land zodat we onder prikkeldraadhekken moesten doortijgeren en natte voeten haalden in niet te vermijden geultjes.
Aan het eind van de dag waren er heerlijke maaltijden in warmgestookte boerenherbergen.
Daarna dronken we dan kleine glaasjes grappa.
En we sliepen als rozen.
Ja, daar ben ik nog even…..
Ik vergat bijna te vertellen dat ik weg ben. Een paar dagen naar het zuiden van het land. Een klein vakantietje om even de benen te strekken.
Ik duim voor fris maar helder winterweer. Wat zeg ik, ik duim voor stralend zonnig helder winterweer, het beste vakantiehuisje dat we ooit troffen en dat de NS geen enkele vertraging heeft.
Duimen jullie mee?
Pluspunten op zondag (slot).
Vandaag merkte iemand op dat ik mijn pluspunten precies op tijd in kaart had gebracht. En zo is het. Dat het voor altijd op het wereldwijde web moge rondwaren: in januari 2006 had ik een figuur om door een ringetje te halen.
Ha!
Zeekomkommer ziet het weer zitten.
Alleen de kleine lettertjes die gaan niet meer zo lekker. Vooral in de keuken ben ik bijziend.
Ik kook dus vaak met dingen uit pakjes. En ik weet niet waarom maar die dingen zitten bijna altijd in rode, gele of oranje pakjes. Met piepkleine zwarte lettertjes erop.
Kook dit zo en zo lang op zulk vuur. Dat soort werk. En die aanwijzingen kan ik dus niet meer lezen. Nou ja zou je zeggen. Dat is toch niet zo ingewikkeld. Op al die pakjes staat toch hetzelfde. Maar dat is dus niet zo hè.
Ze doen er altijd kleine verschilletjes in. Zo moet je soms 300 ml water erbij doen en soms een paar eetlepels. Of iets moet drie minuten op 660 watt, en een ander ding moet je op hoog vuur net aan de kook brengen.
Nou geloof mij maar dat daarbij nog heel wat fout kan gaan…
Misschien zou ik beter eens echt leren koken, maar zeg nou zelf, een leesbril staat toch veel interessanter dan een schortje.
Morgen maar weer es naar de zoozieleknijper.
Nou. Wie die term ooit verzonnen heeft.
Dat zet je toch helemaal op het verkeerde been. Het wekt de suggestie van kordaatheid en doeltreffende handelingen. Dat de knopen in je gevoelsleven vakkundig weggemasseerd worden. En dat je dan als herboren en volkomen ontspannen weer naar huis gaat.
Nou vergeet het maar.
Ze doen helemaal niks.
Ze kijken je zo es aan.
Je hebt geen idee wat er in ze omgaat.
Luisteren ze naar je?
Of zitten ze te denken aan de boodschappen die ze straks nog moeten halen.
Of dat het bijna weekend is.
Af en toe gaan ze verzitten, ze stellen je een vraag.
Ah. Denk je dan.
Nu gaat het gebeuren.
En je sluit je ogen voor het grote zielknijpende moment.
Maar nee hoor.
Niks.
Het is precies weer zo’n vraag die je op jezelf terugwerpt.
Eigenlijk zijn het net reptielen.
Pluspunten op zondag (10).
Iemand herkende mij aan mijn mond. Ik hield me groot en deed net of dat de normaalste zaak van de wereld was. Ondertussen kwam het me toch een beetje vreemd voor. Voelde ik me er wat verlegen mee.
Alsof ik niet dondersgoed weet dat jan en alleman hier kan komen. Alsof ik me soms niet ineens met een schok realiseer dat mijn overbuurman misschien wel elke dag mijn site bezoekt. Of die ene vrouw waar ik toen en toen zo’n vreselijke ruzie mee kreeg. Natuurlijk weet ik dat. Maar toch moet ik eerlijk zeggen dat dat idee meestal heel snel naar de achtergrond verdwijnt. Behalve vanavond. Bij het bepalen van het pluspunt van vandaag. Daarom heb ik besloten eens terug te kijken.
Ik heb tenminste zelf het gevoel dat aan mijn oog eigenlijk heel weinig te zien is. Dat het als het ware een gesloten pluspunt is. Een glazig ding dat niets uitdrukt. Het is uiteindelijk de mimiek van het gelaat, het samenspel van honderden spiertjes, die de boel tot leven brengt.
Mijn ogen zijn dan ook eerder de spiegel van de wereld dan van mijn ziel. En juist als zodanig een van mijn belangrijkste pluspunten.
Van geen ander zintuig heb ik zoveel plezier als van mijn ogen. O, mijn oren zijn ook fijn hoor, maar het gehoor is direct en beroert vooral mijn emoties. En voelen, oh ja voelen dat is ook geweldig, maar daarbij kom ik niet zozeer iets over de wereld te weten als over mezelf. Waar mijn grenzen liggen, waar mijn troost. Pas door te kijken eigen ik me de wereld toe met precies het soort van afstand dat mij welgevallig is. Met ruimte voor interpretatie en spel en het kantelen van dingen die vanzelfsprekend leken.
Zeekomkommer zegt geen tussenennen.
Hoera, er is weer Post uit Canada. Deze keer vertelt mijn lieve broertje dat hij is gaan skiën. Op een doordeweekse dag! Dat is nog eens wat anders dan vetogen in een vuile koekepan.
(Ja die tussen-n die moet je er zelf maar even bij verzinnen want ik vind koekenpan dus helemaal niet lekker lezen. Veel te statig. Koekenpan klinkt als een ouderwetse mejuffrouw op theevisite die heel erg haar best doet ABN te spreken.
Bij koekepan denk ik altijd aan Elsje Fiederelsje hoewel er in dat hele liedje geen koekepan voorkomt geloof ik. Maar dat komt natuurlijk door die pannekoeken, die ook niet met een n moeten. Vinnik. Want Elsje Fiederelsje is geen ouderwetse mejuffrouw op theevisite, maar een meisje uit een gezin dat onder de armoedegrens leeft. Het meel is immers te duur. En die ouderwetse mejuffrouw met haar correcte uitspraak vindt pannenkoeken vast een luxe product. Je hoort het ‘r gewoon zeggen op die tuttige theevisite van d’r. Inclusief tussen-n. Tsssk! Nou, dan ga ik toch zeker geen tussenennen zitten schrijven.)
Afijn.
De pluspunten die komen dan weer wat later, want ik moet nu eerst naar een feestje. Toedeloe :-)