Het eerste liedje dat ik leerde was 'klein, klien kleutertje'. Ik verstond
maar half wat er gezongen werd. Ik zong over lieve tomaatje in plaats
van mamaatje. Dat wekte natuurlijk alom lachlust op. Wist ik veel. Ik
had nog nooit van een mamaatje gehoord. Met al die grote broers en zussen
thuis was ma gewoon ma. En het ging toch over een tuintje?
Later kwam ik nog eens op een zangclub terecht. Het was een serieuze club
en er werd hard gewerkt aan een opvoering. Na weken van repeteren was
het dan eindelijk zover. Een heuse voorstelling in een echte zaal. Van
het zingen herinner ik me trouwens niets. Wel dat ik een poortwachter
was. En dat ik op de een of andere manier aan de verkeerde kant van het
doek terecht kwam aan het einde van de voorstelling. Het duurde even voordat
ik doorhad waarom het publiek zo zat te grinniken. Ik moest naar achteren,
de voorstelling was klaar!
In mijn paniek kon ik de opening van het gordijn niet meer vinden. Met
rood hoofd liep ik als een kip zonder kop het hele gordijn langs maar
vond nergens een gat. Dit tot grote hilariteit van de zaal natuurlijk.
Zo kan ik nog wel wat voorbeelden noemen. Dat je nietsvermoedend uit volle
borst meezingt en je gezelschap in lachen uitbarst. 'Hahaha, wat zing
jij nou.'
Vind je het gek dat ik niet kan zingen!
(klik)